4.2 writing (03-02)

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 

Slide 1 - Tekstslide

Today:
1. Recap
2. Homework check
3. Grammar:
future & word order
4. Get to work!
5. Checking goals
6. Homework





Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je hoe je iets kan zeggen over de toekomst in het Engels.
- Weet je welke woordvolgorde de zinnen in het Engels aanhouden.

Important dates:





Slide 2 - Tekstslide

1. Recap
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 3 - Tekstslide

1. Recap
  1. Waar wordt ook al weer op gelet bij het beoordelen van schrijfvaardigheid?
  2. Waar liggen jouw 'sterke' en 'zwakke' punten?
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 4 - Tekstslide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: Unit 4.2 opdracht 11 t/m 15

Ik kom controleren. Open pagina 15!
Terwijl ik kom controleren mag je zachtjes kletsen met je buurvrouw.

Slide 5 - Tekstslide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: Unit 4.2 opdracht 11 t/m 15

We bespreken samen opdracht 14 en 15
Tijdens het bespreken ben je stil. Steek je vinger op bij vragen / opmerkingen.

Slide 6 - Tekstslide

3. Grammar
Wat valt je op aan de volgende zinnen?

  1. The sky is very black. It is going to snow.
  2. I am going to bake a cake tonight.
  3. They are going to buy a new car tomorrow.
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 7 - Tekstslide

3. Grammar
Wat geven de dikgedrukte woorden aan?

  1. The sky is very black. It is going to snow.
  2. I am going to bake a cake tonight.
  3. They are going to buy a new car tomorrow.
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 8 - Tekstslide

3. Grammar: future
Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

  1. The sky is very black. It is going to snow.
  2. I am going to bake a cake tonight.
  3. They are going to buy a new car tomorrow.
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 9 - Tekstslide

3. Grammar: future
Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

  1. We ___________ (watch) a movie later tonight.
  2. Look at those clouds! It ___________ (rain). 
  3. Vera and Max ___________ (buy) a house together.

Wat komt er op de lijntjes te staan?
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 10 - Tekstslide

3. Grammar: future
Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

  1. We are going to watch a movie later tonight.
  2. Look at those clouds! It ___________ (rain). 
  3. Vera and Max ___________ (buy) a house together.


Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 11 - Tekstslide

3. Grammar: future
Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

  1. We are going to watch a movie later tonight.
  2. Look at those clouds! It is going to rain
  3. Vera and Max are going to buy a house together.
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 12 - Tekstslide

3. Grammar: future
Je gebruikt to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord om aan te geven wat iemand van plan is of wanneer iets zeker zal gebeuren omdat er bewijs voor is.

What are you going to do after school today?
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 13 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Welke woordvolgorde volgt een zin in het Engels ook al weer?
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 14 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer
            Ow              ww              lv             plaats                    tijd
3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 15 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer
            Ow              ww              lv             plaats                    tijd
3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 16 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Wie doet wat waar wanneer
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.
In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

I ran a marathon in New York last year.
We watched Mamma Mia 2 at home yesterday.

Slide 17 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.
In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?
1. Ben went to the store an hour ago.
2. Ben went an hour ago to the store.

Slide 18 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.
In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?
1. Ben went to the store an hour ago.
2. Ben went an hour ago to the store.

Slide 19 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.
In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?
1. I drink coffee at work every day.
2. I drink coffee every day at work.

Slide 20 - Tekstslide

3. Grammar: word order
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.
In het Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Welke zin klopt er?
1. I drink coffee at work every day.
2. I drink coffee every day at work.

Slide 21 - Tekstslide

4. Get to work!
Unit 4.2
Zelfstandig

- Alleen of in tweetallen
- Fluistertoon
- Elkaar helpen
- Muziek via Chromebook
Begeleiding

- Groepje met docent
- Samen vragen maken
- Extra ondersteuning

Slide 22 - Tekstslide

4. Get to work!
Do:  
Unit 4, lesson 2 writing
  • Exercises 16 t/m 20 (wb p. 17)





Klaar?
- Practise more (online)
- Leren words / phrases (4.1 / 4.2)

How?
- Alleen of in tweetallen.
- Zachtjes overleggen.
- Op je eigen plek.
- Muziek via je Chromebook.
- Tot het einde van de les. 






Slide 23 - Tekstslide

5. Checking goals
  • Wanneer gebruik je to be (am/are/is) + going to + hele werkwoord?
  • Welke woordvolgorde houdt een zin in het Engels aan?



Slide 24 - Tekstslide

    6. Homework
Voor dinsdag 8 februari (6e uur):


Unit 4, lesson 2
Maken: Opdr. 16 t/m 20
Leren: Words & phrases (lesson 1 & 2)

Slide 25 - Tekstslide