1. Pv = vroeg, o = de dementerende man, wg = vroeg, lv = de weg, mv = aan de krantenverkoper, bwb = op het marktplein
2. Pv = kopen, o = sommige grootouders, wg = kopen, lv = een dure spelcomputer, mv = voor hun jarige kleinkind, bwb = in de speelgoedwinkel
3. Pv = heb, o = ik, wg = heb moeten denken, lv = X, mv = aan Willem, bwb = gisteren
4. Pv = heeft, o = Madelon, wg = heeft verteld, lv = het slechte nieuws, mv = hem, bwb = na het eten
5. Pv = gaan, o = gaan, wg = gaan zeilen, lv = X, mv = X, bwb = morgen, bij goed weer, op het Sneekermeer