Grammatica 3.4 - 2 kgt

Grammatica 3.4 - 2 kgt
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.4 - 2 kgt

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Herhaling theorie grammatica 1.4 en 2.4 + oefeningen
- Uitleg theorie grammatica 3.4 + oefeningen
- Maak opdrachten van 3.4

Lesdoel:
- Je weet hoe je de PV, WG, O, LV, MV in een zin kunt vinden.
- Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling (BWB) van een zin kunt vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Morgen moeten we een toets maken.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wanneer hebben we weer vakantie?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je huiswerk maken.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het WG in deze zin?

In het weekend slaap ik uit.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat boek heb ik heel snel uitgelezen.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leerlingen maken het huiswerk.

Slide 13 - Open vraag

Lijdend voorwerp
LV = wie/wat + WG + O?

           O               WG          LV 
De  jongen /  eet /  een  appel.

Slide 14 - Tekstslide

LET OP!
- Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp (LV). 
- Een lijdend voorwerp (LV) begint NOOIT met een voorzetsel.


tijdens de                                                           naast de
in de                                                                       voor de

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De leerling maakt het huiswerk.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik mag morgen het avondeten kiezen.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Wil jij dit briefje aan de docent geven?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Ik gaf het verlegen meisje een schouderklopje.

Slide 20 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
Hoe vind je de BWB in een zin? 
Benoem eerst PV, WG, O, LV en MV. 
--> alle zinsdelen die daarna overblijven zijn BWB.

 O          WG          LV                        BWB                 WG
Hij / heeft / een voetbal / op het dak / geschopt.

Slide 21 - Tekstslide

Een bijwoordelijke bepaling 
geeft vaak antwoord op vragen als:

Waar? Wanneer? Hoe? Waarmee? Waardoor?Waarheen?

BWB       WG    O      BWB            BWB                BWB
Gister / liep / hij / snel / door de regen / naar huis.

gister  --> Wanneer?                      door de regen --> Waardoor?
snel --> Hoe?                                     naar huis --> Waarheen?


Slide 22 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.

Slide 23 - Open vraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

In de gymzaal lag een grote plas water.

Slide 24 - Open vraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Op haar stage heeft ze veel geleerd.

Slide 25 - Open vraag

Aan het werk
- Lees de theorie over 'bijwoordelijke bepaling' (blz. 111)
- Maak grammatica 3.4, opdr. 5 en 6 (blz. 111)
- Klaar? --> ga lezen 

Lesdoel:
- Je weet hoe je de PV, WG, O, LV, MV in een zin kunt vinden.
- Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling (BWB) van een zin kunt vinden.

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen
- Lees de theorie over 'bijwoordelijke bepaling' (blz. 111)
- Maak grammatica 3.4, opdr. 5 en 6 (blz. 111)

Slide 27 - Tekstslide