Grammatica Zinsdelen - H.3 Lijdend voorwerp

H.3 Grammatica zinsdelen
Lijdend voorwerp
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H.3 Grammatica zinsdelen
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Kijk goed naar de woordcombinaties hieronder. Ze bestaan allemaal uit een zelfstandig naamwoord en een werkwoord. Toch is er een verschil.

Pak een blaadje en verdeel de 'zinnen' in twee rijtjes.

1. aardappels eten               7. jongens voetballen
2. apen slingeren                8. kranten lezen
3. baby's huilen                    9. mensen dromen
4. brieven posten                10. moppen tappen
5. films huren                       11. ranja drinken
6. vogels vliegen                  12. vissen zwemmen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp is degene die / datgene wat de werking van het werkwoord ondergaat.

Het is de persoon die iets 'overkomt' of het voorwerp waar iets mee gebeurt. 

Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
Wie/wat + wg + ow?


Slide 3 - Tekstslide

Die nare jongen heeft mijn feestmuts zomaar verscheurd.
wg = 
ow (wie/wat + wg) = 
lv (wie/wat + wg + ow) =

Ik heb gisteren een fiets gekocht op Marktplaats.
wg = 
ow = 
lv = 



Slide 4 - Tekstslide

De buurjongen van mijn zus gooide een sneeuwbal door de ramen.
Wat is het lv?
A
de buurjongen
B
de buurjongen van mijn zus
C
een sneeuwbal
D
door de ramen

Slide 5 - Quizvraag

Vorige week wilden zij een cadeaubon van Rituals gaan kopen.
Wat is het lv?

A
vorige week
B
zij
C
een cadeaubon
D
een cadeaubon van Rituals

Slide 6 - Quizvraag

LET OP!

Niet iedere zin bevat een lijdend voorwerp.

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, van, enz.)

Slide 7 - Tekstslide

1. Hij leert elke week veel nieuwe woordjes.
2. Vorige week heeft zij haar bejaarde ouders gefotografeerd. 
3. Daardoor heeft ze die belangrijke wedstrijd gemist. 
4. Morgenavond komt hij zijn nieuwe kleding laten zien. 
5. Na een lange dag varen heb ik gekookt.
6. De voetbalclub heeft al een voorsprong opgebouwd.
7. Rijden de treinen vandaag op tijd?
8. Jij had alsnog een hoger cijfer kunnen krijgen.



Stap 1: Schrijf de zin over.
Stap 2: Verdeel de zinnen in zinsdelen.
Stap 3: Benoem pv, wg, ow, lv
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

1. Hij leert elke week veel nieuwe woordjes.
pv = leert
wg = leert
ow = hij
lv = veel nieuwe woordjes

2. Vorige week heeft zij haar bejaarde ouders gefotografeerd. 
pv = heeft
wg = heeft gefotografeerd
ow = zij
lv = haar bejaarde ouders




Antwoorden

Slide 9 - Tekstslide


3. Daardoor heeft ze die belangrijke wedstrijd gemist. 
pv = heeft
wg = heeft gemist
ow = ze
lv = die belangrijke wedstrijd

4. Morgenavond komt hij zijn nieuwe kleding laten zien. 
pv = komt
wg = komt laten zien
ow = hij
lv = zijn nieuwe kleding




Slide 10 - Tekstslide


5. Na een lange dag varen heb ik gekookt.
pv = heb
wg = heb gekookt 
ow = ik
lv = X

6. De voetbalclub heeft al een voorsprong opgebouwd.
pv = heeft
wg = heeft opgebouwd
ow = de voetbalclub
lv = een voorsprong




Slide 11 - Tekstslide


7. Rijden de treinen vandaag op tijd?
pv = rijden
wg = rijden
ow = de treinen
lv = X 

8. Jij had alsnog een hoger cijfer kunnen krijgen.
pv = had 
wg = had kunnen krijgen
ow = jij
lv = een hoger cijfer



Slide 12 - Tekstslide

Ik kan het wg, het ow en het lv vinden!
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Huiswerk

Maak online: 
H.2 Grammatica zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde
Oefening 1 t/m 4

H.3 Grammatica zinsdelen
Lijdend voorwerp
Oefening 1, 2 en 5 (= lastig!) 

Slide 14 - Tekstslide