Wiederholung Prüfung Kapitel 5 & 6

Leerdoelen:
Je kent de onbepaalde lidwoorden
Je kent de bezittelijke voornaamwoorden en weet wanneer er uitgang -e achter komt 
Je kunt de werkwoorden vervoegen en kent het verschil tussen de regelmatige werkwoorden en werkwoorden op stam op -d, -t of medeklinker gevolgd door -m of -n 


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen:
Je kent de onbepaalde lidwoorden
Je kent de bezittelijke voornaamwoorden en weet wanneer er uitgang -e achter komt 
Je kunt de werkwoorden vervoegen en kent het verschil tussen de regelmatige werkwoorden en werkwoorden op stam op -d, -t of medeklinker gevolgd door -m of -n 


Slide 1 - Tekstslide

Verbind de bepaalde lidwoorden met het juiste geslacht

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

der
die
das

Slide 2 - Sleepvraag

Verbind de bepaalde lidwoorden met het juiste geslacht

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

ein
eine
ein

Slide 3 - Sleepvraag

Welk bepaald lidwoord hoort bij meervoud?

Slide 4 - Open vraag

Welk onbepaald lidwoord hoort bij meervoud?

Slide 5 - Open vraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Das ist _____ Mann
A
ein
B
eine

Slide 6 - Quizvraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Das ist _____ Kuh
A
ein
B
eine

Slide 7 - Quizvraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Hast du schon ____ Note bekommen?
A
ein
B
eine

Slide 8 - Quizvraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Magst du ____ Pommes?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 9 - Quizvraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Möchtest du ____ Suppe?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 10 - Quizvraag

Vul het onbepaalde lidwoord in:

Darf ich ______ Speisekarte haben?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 11 - Quizvraag

mein-

dein-
sein-
ihr-
ev

ihr-
(mv)
unser-

euer/eure

Ihr-
mijn
jouw
zijn
haar 
onze
jullie
hun
uw

Slide 12 - Sleepvraag

Wanneer komt er bij de bezittelijke voornaamwoorden de uitgang -e?

Slide 13 - Open vraag

Ist das (jouw) Mutter?
A
dein
B
deine

Slide 14 - Quizvraag

Ist (uw) Fleisch auch kalt?
A
ihr
B
Ihr

Slide 15 - Quizvraag

Man sagt, (hun) Restaurant ist das beste der Stadt!

A
ihr
B
Ihr

Slide 16 - Quizvraag

Wann kommen (jullie) Kartoffeln?
A
eure
B
euer

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

du (antworten)
A
antwortet
B
antworst
C
antworten
D
antwortest

Slide 19 - Quizvraag

wer (öffnen)
A
öffnen
B
öffnet
C
öffnest
D
öffne

Slide 20 - Quizvraag

ihr (antworten)
A
antwortt
B
antwortet
C
antwortest
D
antworten

Slide 21 - Quizvraag

Es (regnen)
A
regnen
B
regnest
C
regnet
D
regne

Slide 22 - Quizvraag

sie (ev) (zeichnen)
A
zeichnet
B
zeichnt
C
zeichnest
D
zeichne

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Voltooid deelwoorden:

spielen
A
gespielt
B
spielt
C
gespielet

Slide 25 - Quizvraag

Voltooid deelwoorden:

regnen
A
geregnt
B
geregent
C
geregnet

Slide 26 - Quizvraag

Voltooid deelwoorden:

reden
A
redet
B
gereden
C
geredt
D
geredet

Slide 27 - Quizvraag

Voltooid deelwoorden:

atmen
A
atmest
B
atmen
C
geatmet
D
geatmt

Slide 28 - Quizvraag

Waar heb je nog problemen mee?
werkwoorden
onbepaalde lidwoorden
bezittelijke voornaamwoorden en de uitgang -e
meerdere dingen
het komt helemaal goed

Slide 29 - Poll

Heb je nog hulp nodig?
ja
nee

Slide 30 - Poll

Maak nu een toets voor een klasgenoot. De volgende elementen moet je erin verwerken:
1. 20 woordjes 
2. 8 items onbepaalde lidwoorden (bv das Buch - ____ Buch)
3. 8 items bezittelijke voornaamwoorden (bv der Bruder - (mijn)______ Bruder)
4. 8 zinnen waarin werkwoorden vervoegd moeten worden.
5. 2 zinnen waarin voltooid deelwoorden moeten worden ingevuld.

Maak de toets in een word-bestand en lever in via Teams of 
Magistermail

timer
25:00

Slide 31 - Tekstslide