Les 1 - Consumentengedrag

Les 1 - Consumentengedrag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ConsumentengedragMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 1 - Consumentengedrag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

  • Kun jij het verschil aangeven tussen individueel gedrag en collectief gedrag;
  • Ben je je bewust van je eigen gedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boodschappen doen!

Jij gaat online boodschappen bestellen voor het maken van een appeltaart. Dit doe je via www.ah.nl 

  • Zet alle ingrediënten in je boodschappenwagen 
  • Onthoud de totale kosten van jouw boodschappen. 
Wat heb je nodig? 
  • 200 gram ongezouten roomboter
  • 200 gram witte basterdsuiker
  • 400 gram zelfrijzend bakmeel
  • 1 ei
  • 8 gram vanillesuiker
  • snuf zout
  • 1,5 kilo zoetzure appels (ongeschild)
  • 75 gram kristalsuiker
  • 3 tl kaneel
  • 15 gram paneermeel

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je opgelet tijdens het uitkiezen van de boodschappen?
A
Prijs
B
Kwaliteit
C
Gezondheid
D
Ik heb gekozen voor het eerste product dat ik zag

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij belangrijk tijdens het kopen van een product?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Boodschappen doen 2.0
Jij gaat opnieuw online boodschappen bestellen voor het maken van een appeltaart. Echter krijg jij hierbij een gekleurde hoed op. 







      
De rode hoed staat voor ‘gemak’. Jij gaat het liefste voor de gemakkelijkste weg en maakt dan ook keuzes zonder veel na te denken. 
De groene hoed staat voor ‘gezond’. Jij vindt gezondheid belangrijk en gaat voor de gezondste keuze. Jij bekijkt het etiket uitvoerig tijdens het kopen van een product. 
Met de gele hoed op houd jij de kosten nauwkeurig in de gaten. Je vergelijkt de prijzen van de producten en bent altijd op zoek naar een goede prijs-kwaliteit verhouding. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen de eerste en de tweede keer boodschappen doen?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je mag een nieuwe telefoon uitzoeken.
Waarop is jouw keuze gebaseerd?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Consumentengedrag
Wordt gevormd door verschillende gedragsvormen: 
  • Communicatiegedrag: afhankelijk van de hoeveelheid informatie die je wilt krijgen over diensten en goederen; 
  • Koopgedrag: afhankelijk van het artikel dat je wilt kopen en hoeveel geld je hebt. 
  • Winkelgedrag: afhankelijjk van het artikel dat je wilt kopen en hoe leuk je het vindt om te winkelen
  • Gebruiksgedrag: afhankelijk van het doel waarvoor je iets koopt, de waarde van het artikel en de kennis die je er over hebt. 

Slide 9 - Tekstslide

Wordt gevormd door verschillende gedragsvormen:
Communicatiegedrag: afhankelijk van de hoeveelheid informatie die je wilt krijgen over diensten en goederen;
Koopgedrag: afhankelijk van het artikel dat je wilt kopen en hoeveel geld je hebt.
Winkelgedrag: afhankelijjk van het artikel dat je wilt kopen en hoe leuk je het vindt om te winkelen
Gebruiksgedrag: afhankelijk van het doel waarvoor je iets koopt, de waarde van het artikel en de kennis die je er over hebt. 
Hoe kijk jij er tegenaan?

In de volgende slides zullen een aantal stellingen naar voren komen, kies een antwoord dat het beste past bij jouw mening. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de meeste invloed op jouw keuzes?
A
Vader
B
Moeder
C
Vriend/vriendin
D
Ik bepaal altijd zelf wat ik doe

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heb je voor deze opleiding gekozen?
A
Helemaal mijn ding
B
Volgens mijn ouders is dit een goede opleiding
C
Mijn baas heeft dit geadviseerd
D
Geen idee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik bepaal zelf hoe laat ik naar bed ga
A
Helemaal mee eens
B
Helemaal mee oneens
C
Mee eens/oneens
D
Geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vrienden bepalen welke kleren ik aantrek
A
Nooit
B
Altijd
C
Ik luister wel naar mijn vrienden
D
Hangt heel sterk van de situatie af

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eten...
A
Moet gezond zijn
B
Moet vooral lekker zijn
C
Is niet zo belangrijk in mijn leven
D
Is onze eerste levensbehoefte

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We worden (onbewust) beïnvloed bij onze keuzes
A
Mee eens
B
Oneens
C
Soms wel/soms niet
D
Geen idee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behoeften           Gedrag 
Eten, drinken, slapen en vrienden hebben wil iedereen. Toch zijn er verschillen waarin we dit willen. Hoe komt dat? 

DOOR JOUW OMGEVING!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale invloed
  1. De woonomgeving;
  2. De opvoeding; 
  3. De groep; 
  4. De leeftijd; 
  5. De rollen die je vervult. 

Slide 18 - Tekstslide

Sociale invloeden zijn invloeden van mensen op elkaar. Ze beïnvloeden
het koopgedrag van de consument. Vijf belangrijke sociale invloeden
zijn:
1. de woonomgeving;
2. de opvoeding;
3. de groep;
4. de leeftijd;
5. de rollen die je vervult.

De plek waar je woont en/of bent opgegroeid is je woonomgeving. Deze
heeft invloed op:
1. wie je vrienden zijn;
2. waar je naar school gaat;
3. de manier waarop je uitgaat;
4. de winkels waar je koopt; 
5. je koopgedrag. 

De opvoeding die je krijgt, heeft veel invloed op de ontwikkeling van je
persoonlijkheid. Je persoonlijkheid is de manier waarop je je gedraagt,
hoe je over bepaalde dingen denkt, wat je in het leven wilt bereiken. Je
persoonlijkheid is dus eigenlijk je karakter en je gedrag. Ieder mens is
daardoor uniek.
Als je jong bent, leer je van je ouders:
1. normen en waarden;
2. naar kunst te kijken, muziek te waarderen (of niet);
3. dingen leuk of juist niet leuk te vinden. 

Elk mens leeft in een of meer groepen.
Er zijn groepen waar je automatisch lid van bent:
  • een gezin;
  • een stads- of dorpsgemeenschap.
En er zijn groepen waar je zelf voor kiest:
  • vrienden
  • clubs
  • vakantiegroep
  • werkkring
  • muziekgroep
  • sportclub
  • vereniging
  • geloofsgroep
De koopbehoeften en het koopgedrag verschillen per leeftijdsfase. Een
werkende jongere koopt andere artikelen dan een gehuwde moeder
met twee kinderen. Een scholier geeft zijn geld anders uit dan een
bejaard echtpaar. 

In verschillende groepen heb je verschillende rollen. Je kunt meerdere
rollen tegelijkertijd vervullen. Je bent:
  • vriend van iemand;
  • kind van je vader.
Elke rol kent andere verplichtingen. Mensen verwachten van jou in de
verschillende situaties een bepaald gedrag. De rollen die je vervult, hebben invloed op je koopbehoeften. Een ouder
wil dat zijn kind zich goed ontwikkelt. De koopbehoefte is bijvoorbeeld
het kopen van speelgoed waarmee het kind zijn motoriek oefent. Een
sporter wil zijn sport goed kunnen beoefenen. De koopbehoefte van
deze sporter is bijvoorbeeld een nieuwe mountainbike. 

Opdracht
  • Formuleer per sociale invloed kort hoe deze voor jou er uit ziet (woonomgeving, opvoeding, groep, leeftijd en rollen die je vervult). 
  • Na 5 minuten bespreek je jouw sociale invloed met je buurman of buurvrouw. 
  • Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? 
  • Is er op basis van de verschillen ook ander koopgedrag? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

  • Kun jij het verschil aangeven tussen individueel gedrag en collectief gedrag;
  • Ben je je bewust van je eigen gedrag.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies