Ik studeer luchtvaart Estudio Aviación
Praat jij Nederlands? ¿Hablas holandés?
Spreekt u Chinees? ¿Habla chino?
José werkt in een restaurant José trabaja en un restaurante.
Wij reizen naar Spanje. Viajamos a España.
Zoeken jullie de bank? ¿Buscáis el banco?
Zij luisteren naar muziek. Ellos escuchan música.