Werkwoordspelling deel 2

Hoeveel procent van de woorden moet je kennen om een tekst goed te kunnen begrijpen?
1 / 26
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoeveel procent van de woorden moet je kennen om een tekst goed te kunnen begrijpen?

Slide 1 - Open vraag

Als het goed is ken je 60% van de woorden in dit tekstje...

Slide 2 - Tekstslide

Korrespollie is een wappel in en van onze propeling; niet alleen een wappel van het kind en de ouders. De gloving en droking van korrespollie gehorst kapie van die propeling. Omdat de school in deze propeling een fratale kor speelt, moet zij gerammeld worden op haar verstrapende taak in deze. Met strate in de kriebele wandoedel van leerkrachten zal hier oonpaar aan worreld moeten worden. Het wappel korrespollie zal niet hoongestaan (als we al van hoonstagen kunnen spreken) kunnen worden, zonder verwendering en putee van leerkrachten. Zonder hen gaat een zoppige witsel in normalling en droking van korrespollie verloren. 

Slide 3 - Tekstslide

We proberen het met 80%
De nieuwe woorden zijn dikgedrukt.

Slide 4 - Tekstslide

Korrespollie is een wappel in en van onze samenleving; niet alleen een wappel van het kind en de ouders. De gloving en droking van korrespollie vereist actie van die samenleving. Omdat de school in deze samenleving een centrale kor speelt, moet zij voorbereid worden op haar verstrapende taak in deze. Met strate in de diverse opleidingen van leerkrachten zal hier oonpaar aan besteed moeten worden. Het wappel korrespollie zal niet opgelost (als we al van oplossen kunnen spreken) kunnen worden, zonder verwendering en putee van leerkrachten. Zonder hen gaat een belangrijke schakel in normalling en droking van korrespollie verloren. 

Slide 5 - Tekstslide

Snap je er al iets meer van?
We gaan door naar 95%. De nieuwe woorden zijn onderstreept.

Slide 6 - Tekstslide

Korrespollie is een probleem in en van onze samenleving; niet alleen een probleem van het kind en de ouders. De bestrijding en droking van korrespollie vereist actie van die samenleving. Omdat de school in deze samenleving een centrale kor speelt, moet zij voorbereid worden op haar verantwoordelijke taak in deze. Met name in de diverse opleidingen van leerkrachten zal hier aandacht aan besteed moeten worden. Het probleem korrespollie zal niet opgelost (als we al van oplossen kunnen spreken) kunnen worden, zonder verwendering en inzet van leerkrachten. Zonder hen gaat een belangrijke schakel in herkenning en droking van korrespollie verloren. 

Slide 7 - Tekstslide

Weet iemand nu wat "korrespollie" is?
Dit is de hele tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Kindermishandeling is een probleem in en van onze samenleving; niet alleen een probleem van het kind en de ouders. De bestrijding en voorkoming van kindermishandeling vereist actie van die samenleving. Omdat de school in deze samenleving een centrale rol speelt, moet zij voorbereid worden op haar verantwoordelijke taak in deze. Met name in de diverse opleidingen van leerkrachten zal hier aandacht aan besteed moeten worden. Het probleem korrespollie zal niet opgelost (als we al van oplossen kunnen spreken) kunnen worden, zonder betrokkenheid en inzet van leerkrachten. Zonder hen gaat een belangrijke schakel in herkenning en voorkoming van kindermishandeling verloren. 

Slide 9 - Tekstslide

Zo zie je maar
Een uitgebreide woordenschat is erg belangrijk als je je leesvaardigheid wil verbeteren.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordspelling: even opfrissen
Wat is de stam van verhuizen?
A
verhuiz-
B
verhuis-

Slide 11 - Quizvraag

De stam van een werkwoord is het hele werkwoord zonder -en.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Ik had voorzichtiger moeten omgaan met jouw telefoon.
A
moeten
B
had
C
ik
D
omgaan

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm
  • Zet de zin in een andere tijd (verleden tijd bijvoorbeeld) en kijk welk werkwoord verandert. Dat werkwoord is de persoonsvorm
  • Maak de zin vragend. Het dat vooraan komt te staan is (vaak) de persoonsvorm 

Slide 14 - Tekstslide

Vul de goede vorm in van "beantwoorden"
Ik hoop dat hij mijn vraag positief ___.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Vul de goede vorm in van "vinden"
____ je zus het goed als we haar fiets lenen?

Slide 17 - Open vraag

Wat gebeurt er met sterke werkwoorden in de verleden tijd
A
De stam blijft hetzelfde in de verleden tijd
B
Deze vervoeg je altijd volgens 't kofschip
C
Er veranderen een paar klinkers in het werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Kan je een voorbeeld geven van een sterk werkwoord?

Slide 19 - Open vraag

Vul de goede vorm in van "verven"
Hij heeft gisteren zijn slaapkamer ____.

Slide 20 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Bij zwakke werkwoorden gebruik je ook 't kofschip (heeft gerend, is gezakt).

Slide 21 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Hele werkwoord +d: fietsend naar school gaan
Deze kun je ook gebruiken als bijvoeglijk naamwoord, dus: de gewonnen wedstrijd. Of: de gelaarsde kat. Vervoeg deze!
Schrijf ze altijd zo kort mogelijk, dus niet: "de gehaatte zanger", maar "de gehate zanger". 
Dit doe je alleen als de uitspraak niet verandert. dus: "de bezette stoel", en niet "de bezete stoel".

Slide 22 - Tekstslide

De _____ kinderen hadden het koud op straat.

A
verlaten
B
verlate
C
verlaatte
D
verlaatten

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Vul de goede vorm in van "chillen"
We hebben gisteren de hele dag bij het meer _____.
A
gechilt
B
gechillt
C
gechild
D
gechilld

Slide 25 - Quizvraag

En hoe zit het hier met "liken"?
Ze _____ mijn laatste post niet.
A
likte
B
likete
C
likede
D
likde

Slide 26 - Quizvraag