H9.5 - F-hoeken en Z-hoeken

Hoe gaat de daltontaak?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe gaat de daltontaak?

Slide 1 - Tekstslide

F-hoeken en Z-hoeken

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les weet je wat F- en Z-hoeken zijn en hoe je er mee kun rekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Puntsymmetrisch!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een F-hoek?
In een F-hoek zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op 
de letter F.




De hoeken waar hetzelfde figuurtje bij staat zijn even groot.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast worden 
in de volgende dia's een aantal 
F-hoeken
aangeven. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Met rood zijn F-hoeken
aangegeven. Dit betekent dat 
hoek S2 even groot is als 
hoek P3. Dus:

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Met rood zijn andere F-hoeken
aangegeven. Dit betekent dat
hoek P2 even groot is als
hoek Q2. Dus:

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Met rood zijn wederom F-hoeken
aangegeven. Dit betekent dat
hoek R2 even groot is als
hoek S1. Dus:

Slide 10 - Tekstslide

Welke hoek is even groot als ?
E2
A
E1
B
D2
C
F1
D
A

Slide 11 - Quizvraag

Welke hoek is even groot als ? =
Let op!! Twee antwoorden
E1
A
E2
B
D2
C
F2
D
B

Slide 12 - Quizvraag

Hoe groot is hoek A?Vul alleen het getal in.

Slide 13 - Open vraag

Hoe groot is hoek E1? Vul alleen het getal in.

Slide 14 - Open vraag

0

Slide 15 - Video

Wat is een Z-hoek?
In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op de letter Z.




De binnenste hoeken zijn even groot.



Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
In de afbeelding hiernaast worden in de volgende dia's, een aantal Z-hoeken 
aangeven. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Met rood zijn Z-hoeken
aangegeven. Dit betekent dat hoek S2 en R1 even groot zijn. Dus:

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Met rood zijn nu andere 
Z-hoeken aangegeven.
Dit betekent dat hoek R2 en Q2 even groot zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld
Nog een voorbeeld.
Hier is hoek S3 even groot als hoek R2.

Slide 20 - Tekstslide

In dit figuur zie je al meteen Z-hoeken!
Deze kun je alleen nog niet gebruiken want je weet niet hoe groot hoek D2 of B1 is.

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt wel hoek A2  berekenen.
Dus stap 1 is:

Slide 22 - Tekstslide

Nu je hoek A2 weet, kun je hoek B1 met hoekensom driehoek bereken. 
Dus stap 2 is:

Slide 23 - Tekstslide

Nu kun je de 
Z-hoeken wel gebruiken, want je weet hoek B1!
Dus stap 3 is

Slide 24 - Tekstslide

Nu de laatste stap. Je kunt hoek B2 gaan berekenen met de hoekensom van een driehoek. Dus stap 4 is

Slide 25 - Tekstslide

Je hebt nu de volgende berekening bij opgave 56 staan.

Slide 26 - Tekstslide

Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als F ?
1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 27 - Quizvraag

Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als ?
B1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 28 - Quizvraag

Hoe groot is hoek Q3? Vul alleen het getal in.

Slide 29 - Open vraag

Hoe groot is hoek D4?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
Voor dinsdag

m. par. 9.5, oef. 67, 70, 71, 73, 75, 77, 78

Slide 32 - Tekstslide