9 mei

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

How are you feeling today?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Verwonder sessie
I can form a sentence using ....
  1. possessives
  2. much/many
  3. past tense

Slide 3 - Tekstslide

Verwonder vraag
How many things did you borrow from your friends last week, and who did they belong to?
Zoek naar
Much/many
Posessive
Past tense

Slide 4 - Tekstslide

Verwonder antwoord
How many things = much/many
Did you borrow = past tense
Your friends/belong to = possessive 

Slide 5 - Tekstslide

Posessives
  • Voeg ’s toe als de eigenaar een persoon, dier, land of groep is.
  • Gebruik ook ’s bij tijdwoorden zoals nacht, dag, maand en jaar.
  • Bij meervouden die eindigen op -s, voeg je alleen een ’ toe.
  • Gebruik "of" als de eigenaar een ding is, geen persoon of dier.

Slide 6 - Tekstslide

Find the posessive
Yesterday, we went to my cousin’s birthday party. The family’s garden was full of balloons and music. Everyone admired the baby’s cute outfit. During the evening, we played games and ate my aunt’s delicious cake. I also saw my friends’ new dog—it was so playful! At the end of the night, we cleaned up the children’s toys and said goodbye.

Slide 7 - Tekstslide

Find the posessive
Yesterday, we went to my cousin’s birthday party. The family’s garden was full of balloons and music. Everyone admired the baby’s cute outfit. During the evening, we played games and ate my aunt’s delicious cake. I also saw my friends’ new dog—it was so playful! At the end of the night, we cleaned up the children’s toys and said goodbye.

Slide 8 - Tekstslide

Much/many
  • Much en many betekenen allebei ‘veel’.
  • Je gebruikt many voor dingen die je kunt tellen, zoals (drie) vogels of (zes) tafels.
  • Je gebruikt much voor dingen die je niet kunt tellen, zoals zand of tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Much / many
How __________ apples do you need for the recipe?
There isn’t __________ milk left in the fridge.
__________ people came to the party last night.

Slide 10 - Tekstslide

Much / many
How many apples do you need for the recipe?
There isn’t much milk left in the fridge.
Many people came to the party last night.

Slide 11 - Tekstslide

Past tense
  • Je gebruikt de past simple om te praten over dingen die in het verleden zijn gebeurd.
  • Voeg -ed toe aan het werkwoord. Als het werkwoord eindigt op een -e, voeg je alleen -d toe.
  • Als het werkwoord eindigt op een klinker (a, e, i, o, u) en daarna een medeklinker, verdubbel je de medeklinker.
  • Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, vervang je -y door -ied.
  • Let op! Klinker = a, e, i, o, u. Medeklinker = alle andere letter Let op 2! Onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren

Slide 12 - Tekstslide

Past tense

You took my hand, you showed me how
You promised me you’d be around
Uh huh, that’s right
I took your words, and I believed
In everything you said to me
Yeah huh, that’s right
If someone said three years from now
You’d be long gone
I’d stand up and punch them out
’Cause they’re all wrong

Slide 13 - Tekstslide

Past tense

You took my hand, you showed me how
You promised me you’d be around
Uh huh, that’s right
I took your words, and I believed
In everything you said to me
Yeah huh, that’s right
If someone said three years from now
You’d be long gone
I’d stand up and punch them out
’Cause they’re all wrong

Slide 14 - Tekstslide

Workshop sessie
  • Chapter 5E/5I 
  • Ben je klaar? Chapter 5B, 5D, 5H
  • Waarom? Toets 6 juni hoofdstuk 5 en 6. 
  • Einde workshop sessie om 13:45 uur.

Slide 15 - Tekstslide

Communicatie sessie
  • Deel 2 van de poster moet afgemaakt worden. Als je het niet af hebt, is het huiswerk.
  • Volgende week is de laatste week om aan de poster te werken tijdens de les.
  • De presentaties van de posters zijn op 30 mei.

Slide 16 - Tekstslide