Ruiterbewijs Verkeer (vanaf blz 85)

Verkeer
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verkeer

Slide 1 - Tekstslide

Wat zegt dit bord?
A
Je hebt voorrang op verkeer van links
B
Je moet stoppen
C
Je hebt voorrang op verkeer van alle kanten
D
Je nadert een gevaarlijk kruispunt

Slide 2 - Quizvraag

Wat zie je vaak op jouw rijbaan in combinatie met dit bord?
A
Haaientanden
B
Stopstreep
C
Een voorrangsweg

Slide 3 - Quizvraag

Wat zegt dit bord?
A
Je hebt voorrang op het verkeer van rechts
B
Je moet voorrang verlenen aan het verkeer van rechts
C
Je hebt voorrang op het verkeer van links
D
Je moet voorrang verlenen aan het verkeer van links

Slide 4 - Quizvraag

Je ziet dit bord en je weet zeker dat er nergens verkeer aankomt.
Wat doe je?
A
Doorrijden
B
Afremmen
C
Stoppen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Verboden voor fietsers
B
Verboden toegang met uitzondering van fietsers

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer mogen ruiters in de berm rijden?
A
Altijd
B
Als er geen ruiterpad is
C
Als er geen fietspad is

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer heeft een tram geen voorrang?
A
Dit komt nooit voor, een tram heeft altijd voorrang
B
Op een voorrangskruising
C
Als de tram van links komt op een gelijkwaardige kruising

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Gevaarlijke kruising
B
Je hebt voorrang
C
Je hebt geen voorrang
D
Je moet stoppen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Korte bocht gaat voor lange bocht
B
Lange bocht gaat voor korte bocht

Slide 10 - Quizvraag

Gebruik van lichten
Belangrijk: zien en gezien worden;
Ruiters moeten s ’nachts en overdag als het zicht ernstig wordt belemmerd een lamp meevoeren met naar voren wit of geel en naar achter rood licht.
Oorzaken waardoor het zich belemmerd zijn:
  • Regen
  • Hagel
  • Sneeuw
  • Mist
  • Laaghangende zon
  • Bosachtig gebied
Ernstig belemmerd zich is zich minder dan 200 meter (KNMI)

Slide 11 - Tekstslide

Erf
Erven worden aangeduid door het blauwe bord aan het begin van het erf;
Het kan uit een of meerdere straten bestaan;
Is geen doorgaande weg maar voor verkeersdeelnemers die daar een bestemming hebben;
Erf is een verblijfsgebied (spelen, winkelen, wonen gecombineerd) en hierom maximale snelheid van 15 km/ uur (stapvoets/ snel stappend paard). Woonwijken over het algemeen 30 km/uur;
Rechts gaat voor;
In en uitrijden erf is een bijzonder manoeuvre = uitrit;


Slide 12 - Tekstslide

Bijzondere manoeuvres
Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren moeten het overige wegverkeer voor laten gaan; 
  • Wegrijden van de rijbaankant of keren;
  • Uit een uitrit de weg oprijden, bijvoorbeeld vanuit het bos vanaf een erf, vanuit een manege;
  • Het vanaf de weg inrijden van een inrit;
  • Het wisselen van rijstrook;



Slide 13 - Tekstslide

Rotonde en verkeerstekens
Als ruiter moet je op rotondes altijd rechts blijven rijden. Hoewel je eigenlijk altijd links moet inhalen, mogen bestuurders elkaar op rotondes links en rechts inhalen.
Richting aangeven is verplicht als je de rotonde verlaat.

Verkeerstekens zijn:
  • Tekens op borden;
  • Tekens op wegdek;
  • Verkeerslichten;
  • Weggebruikers moeten een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhoudt, opvolgen.


Verkeerstekens gaan boven verkeersregels.




Slide 14 - Tekstslide

Verkeersborden
Een verbod 
  • Herkennen aan rond vorm en een rode rand; in het witte middenvak staat meestal voor wie het verbod is.
Een gebod
  • Rond van vorm en blauw. Ook hier worden symbolen gebruikt als dit gebod voor bepaalde groep weggebruikers geldt. 
Aanduidingen 
  • Waarschuwingsborden zijn te verdelen in gevaaraanduidingen en informatieborden. Je herkent gevaaraanduidingen aan de driehoekige vorm met de punt omhoog, een wit veld en een rode rand. Informatieborden zijn altijd rechthoekig en meestal blauw van kleur. 





Slide 15 - Tekstslide

Verkeerslichten
Volgorde in alle landen hetzelfde: rood bovenaan, geel in het midden, groen aan de onderzijde;

Soorten verkeerslichten:
  • Driekleurige verkeerslichten;
  • Voetgangerslichten;
  • Geel knipperlicht;
  • Bruglicht;
  • Overweglicht.





Slide 16 - Tekstslide

Rijden in het verkeer blz. 105 t/m 108
Met het ruiterbewijs op zak weet jij alles van het verkeer, maar het verkeer weet helaas minder van ruiters. Gemotoriseerd verkeer is zich lang niet altijd bewust van de risico’s rondom paarden in het verkeer.

Houd hier onderweg steeds rekening mee. Laat je niet opjagen, stap desnoods even af als het te gevaarlijk wordt en laat het verkeer voorbij gaan. 
Rijden in groepsverband? Denk aan het feit dat het paard een kuddedier is. Maak duidelijke afspraken met elkaar om gevaarlijke situaties te voorkomen.








Slide 17 - Tekstslide

Rijden in het verkeer blz. 105 t/m 108
Vaste taakprocessen:
  • Anticiperen
  • Waarnemen
  • Voorspellen
  • Beoordelen
  • Beslissen
  • Handelen









Slide 18 - Tekstslide

Rijden op de openbare weg blz. 109 t/m 114
Jij en je paard zullen allebei moeten leren hoe jullie je als verkeersdeelnemer gedragen op de openbare weg. 


Ruiterbewijs is ingevoerd voor het opleiden tot het veilig en verantwoord rijden in het terrein en op de openbare weg.










Slide 19 - Tekstslide

Rijden op de openbare weg blz. 109 t/m 114
Algemene aanwijzingen:
  • Begin de rit met een warming up;
  • Eindig de rit met een cooling- down;
  • Ervaren ruiter rijdt voorop en een tweede ervaren ruiter achteraan;
  • Houd in een rij twee paardslengtes afstand;
  • Volg de commando’s van de begeleider op geef het door aan de groepsleden;
  • Rijd bij voorkeur in de berm;
  • Oversteken naast elkaar, in linie, als daar genoeg ruimte voor is;
  • Geef richting aan;
  • Let op gladde wegdelen, vreemde obstakels en wegmarkeringen: het paard kan dit eng vinden en uitglijden op gladde wegdelen.











Slide 20 - Tekstslide

Commando's
Commando’s worden gegeven door de begeleider die voorop in de groep rijdt. 
Deze commando’s worden door alle ruiters opgevolgd en herhaald.
Alle commando’s worden gegeven met de rechterarm.
Als de groep het commando heeft begrepen
laat de begeleider arm zakken.











Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent het commando 'de zijwaarts gestrekte arm neerwaarts bewegen'?
A
Voorwaarts
B
Langzamer
C
Halthouden
D
Galop

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent het commando 'boven je hoofd maak je een draaiende beweging met de hand'?
A
Voorwaarts
B
Langzamer
C
Halthouden
D
Galop

Slide 23 - Quizvraag

Tekens en commando's
Halthouden
  • Wanneer de begeleider de arm gestrekt omhoog brengt zal de groep tot stilstand komen.
Voorwaarts
  • De begeleider zal de arm die nog gestrekt omhoog staat gestrekt naar voren bewegen.
Draf
  • Er wordt met een gebogen arm (hoek 90) een op- en neergaande beweging gemaakt.
Galop
  • Boven je hoofd maak je een draaiende beweging met de hand.
Langzamer
  • De zijwaarts gestrekte arm neerwaarts bewegen.












Slide 24 - Tekstslide

Tunnels, viaducten, bruggen en spoorwegovergangen
Voor meeste paarden spannend, paard zal proberen naar het midden van de weg te lopen;
Kijk ruim van tevoren achterom of er ander verkeer aankomst.
Houten brugdek kan glad zijn, stijg af en blijf naast je paard lopen;
Boot onder weg: laat boot voorbij gaan;
Spoorweg: houd afstand en zoek ruimte. Stap op de overgang vlot door en blijf tegen je paard praten. Als het paard op de rails stap kan hij een lichte schok krijgen, ben hierop bedacht.













Slide 25 - Tekstslide

Klinkerwegen, putdeksels, wegmarkering, mest
Klinkerwegen kunnen voor een beslagen paard glad zijn. Let op draven en in bochten;
Op een putdeksel kan een beslagen paard uitglijden. Rijd er omheen;
Paarden kunnen witte markering eng vinden. Aarzelt het paard, rijd dan energiek voorwaarts en spreek het bemoedigend toe. 
Probeer mesten op de weg te voorkomen (loop in berm);













Slide 26 - Tekstslide

Rijden in het terrein blz. 115 t/m 122
Rijd op ruiterpaden of openbaren zandwegen;
Houd ook op ruiterpaden rekening met anderen; je hebt hier niet alleenrecht;
Passeer wandelaars en fietsers behoedzaam;
Pas je tempo aan op het terrein;
Wees bedacht op uitstekende wortels;
Neem je een helling, bekijk de situatie dan goed en pas het rijden hierop aan;
Kom je door een hek, sluit deze dan weer goed;
Houd bij rijden op het strand rekening met specifieke omstandigheden;














Slide 27 - Tekstslide

Verhard of onverhard
Verharding moet je denken aan beton, asfalt, straattegels, klinkers, gebroken puin, split, etc.
Onverhard is zandweg of bospad
Kruispunt met verharde en onverharde weg, bestuurders op onverharde weg moeten voorrang verlenen aan bestuurders op verharde weg (behalve aan voetgangers);
Twee onverharde wegen, regel: “rechts gaat voor”















Slide 28 - Tekstslide

Voorwaarden
Er is sprake van voorrang op 3 voorwaarden:
  1. De gebeurtenis moet zich afspelen op het kruispunt;
  2. De betrokken verkeersdeelnemers moeten bestuurders zijn;
  3. Deze bestuurders moeten elkaar van kruisende (dus twee verschillende wegen naderen).

Wordt er niet aan een van deze punten voldaan, dan heb je niet te maken met voorrang verlenen maar met voor laten gaan.
















Slide 29 - Tekstslide

Wat betekent het commando 'de arm gestrekt omhoog brengen'?
A
Voorwaarts
B
Langzamer
C
Halthouden
D
Galop

Slide 30 - Quizvraag

Noem oorzaken die het zicht belemmeren.

Slide 31 - Woordweb

Wat is de maximale snelheid op een erf? ... km/uur

Slide 32 - Open vraag

Wat is waar?
A
Verkeerstekens gaan boven verkeersregels
B
Verkeersregels gaan boven verkeerstekens

Slide 33 - Quizvraag

Wat geeft dit bord aan?
A
Gebod
B
Verbod
C
Waarschuwing

Slide 34 - Quizvraag

Wat geeft dit bord aan?
A
Gebod
B
Verbod
C
Waarschuwing

Slide 35 - Quizvraag

1

2

3

4

5

6
Anticiperen
Waarnemen
Voorspellen
Beoordelen
Beslissen
Handelen

Slide 36 - Sleepvraag

Waarom mag je niet over een putdeksel rijden?
A
De putdeksel kan doorzakken
B
De putdeksel is verhard
C
De putdeksel kan glad zijn

Slide 37 - Quizvraag

Je nadert een kruispunt en rijdt op een overharde weg. Aan wie verleen je voorrang?
A
Alleen aan de bestuurders van rechts.
B
Aan iedereen op onverharde wegen.
C
Aan bestuurders op verharde wegen.

Slide 38 - Quizvraag

Wat zegt dit bord?
A
Je hebt voorrang op verkeer van links
B
Je moet stoppen
C
Je hebt voorrang op verkeer van alle kanten
D
Je nadert een gevaarlijk kruispunt

Slide 39 - Quizvraag