oefenles toets werkwoordspelling
1 / 17
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 2 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
A
Schrijf je zo kort mogelijk.
B
Schrijf je bij sterke en zwakke werkwoorden hetzelfde.
C
Er mag een uitspraakprobleem ontstaan.
Slide 3 - Quizvraag
In de inleiding staan verschillende werkwoorden uit het Engels.
Hoe schrijf je: Hij (werkwoord Googlen)
Hoe schrijf je: Hij (werkwoord Googlen)
A
Hij googlet
B
Hij googled
C
Hij googelt
D
Hij googelt
Slide 4 - Quizvraag
Bij werkwoorden uit het Engels gebruik je
A
De Engelse regels
B
De Nederlandse regels
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de gebiedende wijs van: worden
A
word
B
wordt
Slide 6 - Quizvraag
.... (luisteren) naar je moeder!
Gebiedende wijs
Gebiedende wijs
A
luistert
B
luisterend
C
luister
D
luisterde
Slide 7 - Quizvraag
Gebiedende wijs
... daarmee op!
A
Hout
B
Houd
C
Hou
D
Houdt
Slide 8 - Quizvraag
.... (denken) eerst na!
Gebiedende wijs
Gebiedende wijs
A
denkt
B
denkend
C
denk
D
denken
Slide 9 - Quizvraag
De (besteden, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) tijd
A
besteedde
B
besteede
C
bestede
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord 'missen'?
A
missed
B
missend
C
missendes
D
gemiste
Slide 11 - Quizvraag
De (vergroten, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) foto ...
A
vergrote
B
vergroote
C
vergrootte
Slide 12 - Quizvraag
Voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord of persoonsvorm? Sleep de werkwoorden naar het juiste vakje.
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
persoonsvorm
rennend
gevlogen
wordt
gebeurt
gebeurd
vallend
vergrotend
beviel
verhuisd
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Link
Slide 15 - Tekstslide
Wat vind je van deze les? Wat heb je nog gemist?
