3.7 weefselvloeistof en lymfe

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Welkom!

1. Ga met maximaal 4 personen in een groepje zitten

2.Je laptop heb je deze les niet nodig! Laat deze in je tas

3. Leg je boek open op blz 232

Welkom!

1. Ga zitten volgens de plattegrond

2. Leg je lesboek open op blz 229

3. Je laptop heb je niet nodig deze les, dus deze blijft in je tas

Welkom!

1. Ga zitten volgens de nieuwe plattegrond

3. Je laptop heb je niet nodig deze les, dus deze blijft in je tas

3.7 weefselvloeistof en lymfe

Leerdoel

Je kan de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Haarvaten

• De wand bevat kleine openingen. 
• Door bloeddruk wordt vocht door de openingen geperst. 
• Dit vocht bevat opgeloste stoffen zoals ....

• De wand bevat kleine openingen.
  
• Door bloeddruk wordt vocht door de openingen geperst.
  
• Dit vocht bevat opgeloste stoffen

• Weefselvloeistof > vocht buiten haarvaten tussen cellen
  
• Bevat opgeloste stoffen 

Haarvaten

Weefselvloeistof

Vorming weefselvloeistof

Slagaders: hoge bloeddruk

Haarvaten: bloeddruk neemt af.

Vorming weefselvloeistof

Aders, lage bloeddruk

Deel weefselvloeistof wordt weer opgenomen.

Weefselvloeistof

• Cellen rondom haarvaten 

nemen O2 en voedingsstoffen 

op uit weefselvloeistof.

• C02 en afvalstoffen van cellen 

wordt afgegeven aan de 

weefselvloeistof en een deel aan 

de haarvaten.

Weefselvloeistof

Lymfevatenstelsel

Lymfe =vloeistof in lymfevaten

Alle lymfevaten samen vormen het lymfevatenstelsel. 

Lymfevaten

- Kleppen: houden lymfevloeistof tegen

- Vloeistof stroomt weg van cellen in organen

2 grote lymfevaten zijn;

rechterlymfestam

en borstbuis 

Deze zitten onder de
sleutelbeen en monden uit in de 

bovenste holle ader 

Lymfeknopen

In de lymfeknopen wordt de lymfe gezuiverd van ziekteverwekkers.

Er bevinden zich  veel witte bloedcellen. 

Opdrachten oefenen

Wat? Opdracht 4 en 5 (blz 231)

Hoe? De opdrachten maak je alleen en in stilte.

Tijd: 5 minuten

Waarom? Kijken of je de stof begrepen hebt. 

Uitkomst: Formuleer je antwoorden in je schrift en schrijf nette hele zinnen. 
Klaar? Lees basisstof 7 door en maak ook opdracht 1 t/m 3

Wat ga je doen?

Wat? Je gaat weer aan de slag met de opdrachtenbundel. Je maakt de opdracht af waar je mee bezig was, of je kiest een nieuwe opdracht uit. 
Waarom? Dit doe je om effectief met de stof aan de slag te gaan. Je kiest opdrachten uit die bij jou passen. 

Hoe? Je doet dit voor jezelf. Je werkt in een tweetal als de opdracht hierom vraagt. Je krijgt een afvinkschema met daarop je naam en een letter dat verteld bij welk niveau je het beste opdrachten zou moeten maken.  In het afvinkschema houdt je bij wat je voor elke basisstof hebt gedaan, zodat je goed inzicht krijgt in je leerproces. 

Tijd: tot het einde van de les. Kies een nieuwe opdracht als je klaar bent.