§1.2 Klimaten

                1.2 klimaten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                1.2 klimaten

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke elementen bestaat het weer?

Slide 2 - Open vraag

Het Nederlandse klimaat
Het klimaat is de gemiddelde toestand van het weer over een langere periode (30 à 40 jaar) en een groot gebied. 
Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. 
In Nederland kennen we een gematigd zeeklimaat.
Kenmerken van dit klimaat:
  • koele zomers, zachte winters, 
  • neerslag in alle seizoenen 
In een klimaatgrafiek  kun je
de kenmerken van het gemiddelde
weer van elke maand zien.
Rood temperatuur, blauw neerslag

Slide 3 - Tekstslide

Temperatuurfactoren
  • Niet overal op de aarde is de temperatuur gelijk.
  •  Vijf factoren hebben grote invloed op de temperatuur van de lucht:
 1. Breedteligging 
 2. Hoogteligging 
 3. Gebergten: klimaatscheiding 
 4. Gesteldheid van het aardoppervlak: zee- of landopwarming 
 5. Warmtetransport door wind- en zeestromen

Slide 4 - Tekstslide

Breedteligging

Slide 5 - Tekstslide

Breedteligging

Slide 6 - Tekstslide

Breedteligging
De zoninvalshoek is niet overal op aarde gelijk.
Op lage breedte is invalshoek groot en de zon verwarmt een klein oppervlak en de zonnestralen leggen een kortere afstand door de dampkring af. 


Slide 7 - Tekstslide

Breedteligging
Op hoge breedte is de zoninvalshoek klein. Kleiner dan op lage breedte.
Hierdoor moet de zonnebundel een groter oppervlakte verwarmen.  De zonnestralen leggen een langere weg af door de dampkring.  Hierdoor is meer kans op verstrooiing. Zonnestralen botsen op wolken en stofdeeltjes. Een deel van de energie gaat terug de dampkring in. 


Slide 8 - Tekstslide

Hoogteligging
De dampkring wordt van onderaf verwarmd.
De zonnestralen vallen op de aarde. Pas dan wordt de zonne-energie omgezet in warmte.
Vandaar dat het hoger op de berg kouder is dan in het dal.
Elke 100 meter hoger op de berg is het 0,6 ˚C kouder.  In berggebieden is het goed te zien dat het hoger op de berg steeds kouder wordt. Dat zie je aan het verschil in plantengroei. 
Op relatief korte afstand zie je steeds andere plantengordels.



Slide 9 - Tekstslide

Gebergte (klimaatscheiding)
Warme en koude lucht wordt door wind getransporteerd.
Gebergten verhinderen dit transport. Hierdoor zijn gebergten vaak een scheiding tussen twee klimaten. 

Slide 10 - Tekstslide

Gesteldheid van het aardoppervlak
Zonnestralen verwarmen zowel het land als de zee, maar op een andere manier.

Water neemt warmte langzaam op, maar koelt ook langzaam af.
Land wordt sneller warm en sneller koud dan water.
Dit proces vindt elke dag plaats, maar ook in de loop van een jaar.

De invloed van het water van de Noordzee op het klimaat in Nederland is zeer groot. Dit wordt veroorzaakt door de aanlandige (zuidwesten)wind.

Bij aflandige wind is de invloed van zeewater veel kleiner. 

Slide 11 - Tekstslide

Gesteldheid van het aardoppervlak

Slide 12 - Tekstslide

Gesteldheid van het aardoppervlak
Aan het begin van de zomer is de zee nog koel (koud).
De aanlandige westenwinden brengen in het voorjaar en de zomer koele lucht naar Nederland.

Aan het eind van de zomer (en in de herfst en winter) is de zee relatief warm. Dan brengen de westenwinden relatief warme lucht naar Nederland.

Een aflandige wind (of landwind) brengt in de winter koude lucht.
Het kan dan juist vriezen.
Een aflandige wind brengt in de zomer juist warme lucht.

Slide 13 - Tekstslide

Wind- en zeestromen
De zonne-energie is niet gelijk verdeeld op aarde.
 De tropen ontvangen veel energie, de polen weinig.

 Door middel van winden en zeestromen wordt de warmte vanaf de tropen getransporteerd over de aarde.

Slide 14 - Tekstslide

Wind- en zeestromen

Slide 15 - Tekstslide

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 16 - Quizvraag

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 17 - Quizvraag

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 18 - Quizvraag

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 19 - Quizvraag