Extra oefenen Nederlands thema 6 H2

Welkom
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:
- extra oefenen met verkleinwoorden
-extra oefenen met voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Staat nooit als enige werkwoord in de zin.
- Geeft aan dat een handeling helemaal 'voltooid' is.
- Staat meestal achteraan in de zin.
- Begint vaak met ge-.
- Worden vaak heel lastig gevonden met spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer zijn jullie (verhuizen)?
A
verhuist
B
verhuizd
C
verhuizt
D
verhuisd

Slide 6 - Quizvraag

LET OP!
Soms hoor je geen verschil tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord, maar schrijf je beide vormen wel anders:
- De leerling herinnert zich alles. 
– De leerling heeft zich alles herinnerd.
- Marc vertelt een lang verhaal. 
– Marc heeft een lang verhaal verteld.

Slide 7 - Tekstslide

Mike heeft zijn auto ...
A
verkoopt
B
verkoopd
C
verkocht
D
verkochd

Slide 8 - Quizvraag

Zij hebben de finale ...
A
gespeeld
B
gespeelt
C
gespelend
D
gespelent

Slide 9 - Quizvraag

Mijn moeder heeft het huis ... (schilderen)

Slide 10 - Open vraag

Feride heeft dit jaar voor het eerst aan de ramadan ... (meedoen)

Slide 11 - Open vraag

Als de laatste letter van de stam in TaXiKoFSCHiP staat, schrijf je een:
A
-t
B
-d
C
-n
D
-de

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de stam van het woord verhuizen?
A
verhuis
B
verhuiz
C
verhuizen
D
verhui

Slide 13 - Quizvraag

In plaats van TaXiKoFSCHiP kan je het woord ook ... om erachter te komen wat de laatste letter is.
A
het woord korter maken: voetbal -> voet
B
het woord veranderen: voetbal -> tennissen
C
het woord langer maken: voetbal -> voetbalden

Slide 14 - Quizvraag

Verkleinwoorden
auto -> autootje
duim -> duimpje
bank -> bankje

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lange klinkers, -y

Slide 17 - Tekstslide

Uitzonderingen

Slide 18 - Tekstslide

hobby

Slide 19 - Open vraag

tekening

Slide 20 - Open vraag

Wat is het juiste verkleinwoord?
A
Auto'tje
B
Videotje
C
Koningkje
D
Bankje

Slide 21 - Quizvraag

bril

Slide 22 - Open vraag

cowboy

Slide 23 - Open vraag

Samenvattend:
- Meestal -je of -tje om het woord te verkleinen.
- Een verkleinwoord heeft altijd 'het' als lidwoord.
- Na een lange klinker die je met één letter schrijft, moet je deze soms verdubbelen: auto -> autootje

Slide 24 - Tekstslide

Voor vandaag:
Afmaken les 4.8 (zie de planner)

Voor morgen tijdens de werkles:
dictee

Slide 25 - Tekstslide

Mijn moeder is naar het dorp ... (zijn)

Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag

Botsing

Slide 28 - Open vraag


Slide 29 - Open vraag


Slide 30 - Open vraag


Slide 31 - Open vraag


Slide 32 - Open vraag


Slide 33 - Open vraag

Verkleinwoorden: goed of fout?
Jongetje
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en café-tje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje

Slide 35 - Quizvraag

Verkleinwoorden: goed of fout?
kindermenuutje
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quizvraag