Herhaling Lezen

Welkom!





Herhaling Lezen
23 oktober 2023
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!





Herhaling Lezen
23 oktober 2023

Slide 1 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd vóór de vakantie?

Slide 3 - Woordweb

Leesvaardigheid

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerp

Onderwerp van een tekst:

- een tekst gaat ergens over, dit is het onderwerp van een tekst

- het onderwerp is in één of een paar woorden te noemen


Deelonderwerpen:

- verschillende delen / aspecten die over het onderwerp gaan

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdgedachte
• De hoofdgedachte is een (door jezelf bedachte) samenvatting in één zin.
• De hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.


Het stappenplan om de hoofdgedachte te vinden:
  • Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp? 
  • De hoofdgedachte is altijd één complete zin.
  • Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
--> Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 7 - Tekstslide

Tekststructuren
Verklaringsstructuur
1. Beschrijving van een verschijnsel (voorbeeld: de populariteit van vuurwerk

2. Verklaringen (reden of oorzaak) van het verschijnsel

3. Belangrijkste of meest waarschijnlijke verklaring
Voor- en nadelenstructuur
1. Beschrijving van wat wordt beoordeeld (voorbeeld: nieuwe gamecontroller

2. De voordelen en nadelen ervan

3. De conclusie
Probleem-oplossingsstructuur
1. Beschrijving van een probleem (voorbeeld: te weinig klaslokalen in de school)

2. De oorzaken en gevolgen van het probleem

3. De mogelijke oplossingen van dat probleem 

Slide 8 - Tekstslide

verleden-heden-(toekomst)structuur 
inleiding
middenstuk
inleiding
introductie onderwerp
middenstuk
situatie vroeger
situatie nu / ontwikkeling vroeger-nu
slot
conclusie of toekomstvoorspelling

Slide 9 - Tekstslide

Vraag-antwoord structuur 
Inleiding
Middenstuk
Slot
Vraag
Antwoord(en)
Samenvatting
of conclusie
Uiteenzetting 
Soms beschouwing

Slide 10 - Tekstslide

argumentatiestructuur
inleiding
stelling, standpunt (evt. als vraag)
middenstuk
argumenten voor de stelling
tegenargumenten (+weerlegging)
slot
herhaling stelling (of beantwoording van de vraag)

Slide 11 - Tekstslide

aspectenstructuur
inleiding
onderwerp
middenstuk
diverse aspecten van het onderwerp
slot
samenvatting

Slide 12 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 18 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 19 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
studenten hergebruiken afval
B
studenten zijn milieubewust
C
auto van afval gemaakt
D
auto van plastic flessen gemaakt

Slide 21 - Quizvraag

Dus is een signaalwoord van een...
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
doel-middel verband
D
chronologisch verband

Slide 22 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 23 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 24 - Quizvraag