Interactief voorlezen Prentenboek De koffer

De Koffer
Groep 1-2
Interactief voorlezen 

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
LezenBasisschoolGroep 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De Koffer
Groep 1-2
Interactief voorlezen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les is gemaakt door Mijke Ebbers op het prentenboek van:

 Chris Naylor-Ballesteros
Gottmer Uitgeverij

Slide 2 - Tekstslide

De leerkracht doorloopt met de kinderen de verschillende fasen van het interactief voorlezen:

1. introduceren
2. voorlezen
3. ingaan op het verhaal
4. uitdiepen van het verhaal
5. verwerking van het verhaal

De kinderen leren beelden, taal, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en er mee te communiceren. Hiermee werk je aan de mondelinge taalvaardigheid en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.
introductie
Introductie
Wat zit er in mijn koffertje? Zullen we eens kijken?

Slide 3 - Tekstslide

1. Voorkennis activeren
Introduceer het boek door binnen te komen lopen met een zware koffer. De kinderen zullen nieuwsgierig worden naar de inhoud. Wat zit er in de koffer? Laat de kinderen eerst raden en zeg dan: Zullen we eens kijken wat er in zit? je haalt drie persoonlijke voorwerpen uit de koffer en vertelt daarmee wat over jezelf.
Voorlezen
De koffer

Slide 4 - Tekstslide

2. Presenteren
Bekijk samen de kaft en doe een voorspelling waar het verhaal over gaat. Lees het boek rustig voor en neem de kinderen mee in het verhaal. Blijf zoveel mogelijk bij de oorspronkelijke tekst en ondersteun de tekst door het gebruik van je stem, gebaren en gezichtsuitdrukkingen. Onderbreek alleen voor het verduidelijken van onbekende begrippen.
Als je wil kan je eerst het geluidsfragment laten horen van het eerste gedeelte van het verhaal. Dan vraag je: Wat denken jullie? Gaan de dieren de koffer openbreken?
Moeilijke woorden

Slide 5 - Tekstslide

Moeilijke woorden en begrippen
Draai aan het rad van fortuin of laat de kinderen dit om de beurt zelf doen en verklaar de moeilijke woorden die in het verhaal voorkomen.
Ingaan op het verhaal

Slide 6 - Tekstslide

3. Structuur aanbrengen
Praat na over het verhaal en kom terug op de voorspelling die de kinderen hebben gedaan. Welke personages hebben we ontmoet? hoe reageerden zij op de vreemdeling? (achterdochtig, nieuwsgierig, behulpzaam) Wat gebeurde er eerst, hoe gaat het verder, hoe loopt het af? Had het verhaal ook anders kunnen eindigen? Zo ja, hoe?

Voor het oefenen met structuur kun je samen met de kinderen de sleepvraag op de volgende dia maken. je kunt er ook voor kiezen om een kind voor het digibord te laten komen.
Begin
Midden
Eind

Slide 7 - Sleepvraag

Help de kinderen met verwoorden van wat er op de afbeeldingen te zien is en vraag of het plaatje op het begin, midden of einde van het verhaal hoort.
Uitdiepen van het verhaal

Slide 8 - Tekstslide

Relaties leggen
Laat de kinderen vertellen wat er in de koffer zat en hoe het kan dat de vreemdeling een stoel, een tafel en een huisje in zijn koffer had. Dat past toch niet? 
Laat ze ook fantaseren hoe ze zelf zouden reageren als er bijvoorbeeld een nieuw kindje in de klas komt. Laat ze dan nadenken over wat ze mee zouden nemen als ze zelf zouden moeten vluchten.
Wat past er in een koffer?

Slide 9 - Sleepvraag

Laat de kinderen door deze sleepvraag ontdekken wat er wel en niet in een koffer past.
Verwerking van het verhaal

Slide 10 - Tekstslide

De wie ben ik koffer.
Nu mogen de kinderen zelf drie voorwerpen bedenken die zij mee zouden nemen in hun koffertje als ze zouden moeten vluchten. Je noemt wat voorbeelden zoals een knuffel, een muziekinstrument of iets waar je je hobby mee uit kunt oefenen. Laat de kinderen zelf ook wat voorbeelden noemen. daarna mogen ze deze drie voorwerpen op een wit a-4 vel tekenen met kleurpotloden of stiften.
De kinderen leren zich met behulp van een zelfgemaakt koffertje aan elkaar presenteren. 
-Gekleurd en     wit papier
-Lijm
-Schaar
-Kleurpotloden
-Stempels
Klaarzetten

Slide 11 - Tekstslide

Klaarzetten
Voor de tekening van de drie voorwerpen heb je per kind één wit A-4 papier, kleurpotloden en/of viltstiften nodig. Voor de koffer heb je één stevig gekleurd A-3 papier én een gekleurd A-4 papier in een contrastkleur, lijm, schaar en letterstempels of plakletters nodig
Tekenen
Teken 3 voorwerpen die jij mee zou nemen in je koffer!

Slide 12 - Tekstslide

Teken 3 voorwerpen
Praat met de kinderen over wat zij het liefst mee zouden willen nemen als ze zouden moeten vluchten. Laat de kinderen even goed nadenken welke voorwerpen dit zijn en wat de voorwerpen over hen vertellen. Noem wat voorbeelden zoals een favoriete knuffel, een muziekinstrument, iets waarmee je je hobby uit kan oefenen of je favoriete kledingstuk. Vervolgens laat je ze deze drie voorwerpen tekenen 
Knippen & plakken

Slide 13 - Tekstslide

De koffer
Kies een gekleurd A-3 vel en vouw hem dubbel. Knip de hoekjes rond af. Kies een contrasterende kleur A-4 papier en knip de hoeken rond af. Plak deze op de hoeken van het koffertje. Knip de beide zijden van het A-4 recht af. Dit worden de handvaten. Knip ook twee rechte stroken en plak deze op de koffer. Dit zijn de banden. Knip de handvaten in vorm en plak ze aan de bovenrand v.d. koffer. Stempel tenslotte je naam op de koffer!

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wandel & wissel uit

Slide 15 - Tekstslide

Kennismaken
Laat de kinderen vrij door de ruimte lopen. Op jouw stop teken houden de kinderen halt en kijken ze wie er het dichtst bij hen staat. Aan dit kind vragen ze: Wat zit er in jou koffertje? Het andere kind opent zijn of haar koffertje en vertelt aan de hand van de getekende voorwerpen wat over zichzelf. Daarna wisselen ze om. Op jouw teken lopen ze weer door naar de volgende. Je kunt deze vorm ook doen met de coöperatieve
werkvorm binnenkring, buitenkring.
Meer spelletjes....
Raad eens wat er in mijn koffer zit...
Ik ga op de vlucht en neem mee...

Slide 16 - Tekstslide

Geheugen trainen

Raad eens wat er in mijn koffer zit.
Laat even kort zien aan de ander wat er in je koffertje zit en doe hem dan snel weer dicht. De ander moet nu raden wat er allemaal in jouw koffertje zit. Daarna wissel je om.

Ik ga op de vlucht en neem mee...
De kinderen zitten in een kring. Eén begint en noemt een voorwerp die hij in zijn koffer mee zou nemen. De volgende herhaald dit voorwerp en voegt er één aan toe. Zo wordt de opsomming steeds langer en moet je steeds meer proberen te onthouden.