SPQR les 18 tekst

SPQR les 18 tekst
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SPQR les 18 tekst

Slide 1 - Tekstslide

regel 14-33
Je ziet steeds twee vertalingen van een Latijnse zin.
Kies de goede vertaling (A of B)
Kies je antwoord op de volgende dia in een quizvraag.

Slide 2 - Tekstslide

regel 14
Arcas negavit: Non omnes.
A. Arcas ontkende: niet alles
B. Arcas ontkende: niet allen

Slide 3 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 4 - Quizvraag

regel 14
Arcas negavit: Non omnes.
A. Arcas ontkende: niet alles
B. Arcas ontkende: niet allen

Slide 5 - Tekstslide

regel 14-15
Immo, nuper novum medicum dominus emit.
A. In tegendeel, de meester koopt binnenkort een nieuwe arts.
B. In tegendeel, de meester heeft kort geleden een nieuwe arts gekocht.

Slide 6 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 7 - Quizvraag

regel 14-15
Immo, nuper novum medicum dominus emit.
A. In tegendeel, de meester koopt binnenkort een nieuwe arts.
B. In tegendeel, de meester heeft kort geleden een nieuwe arts gekocht.

Slide 8 - Tekstslide

regel 15-16
Servus, nomine Agenor, vir pessimus est:
A. De slaaf, met de naam Agenor, is de slechtste slaaf:
B. De slaaf, met de naam Agenor, is een zeer slechte slaaf.

Slide 9 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 10 - Quizvraag

regel 15-16
Servus, nomine Agenor, vir pessimus est:
A. De slaaf, met de naam Agenor, is de slechtste slaaf:
B. De slaaf, met de naam Agenor, is een zeer slechte slaaf.

Slide 11 - Tekstslide

regel 16-17
hominem peiorem numquam vidi.
A. een slechtere man heb ik nooit gezien.
B. de slechtste man die ik ooit heb gezien.

Slide 12 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 13 - Quizvraag

regel 16-17
hominem peiorem numquam vidi.
A. een slechtere man heb ik nooit gezien.
B. de slechtste man die ik ooit heb gezien.

Slide 14 - Tekstslide

regel 17-18
Eum dominus emit maiore pretio quam nos omnes.
A. Die meester heeft ons allen gekocht voor een nogal hoge prijs.
B. De meester heeft hem gekocht voor een hogere prijs dan ons allen.

Slide 15 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 16 - Quizvraag

regel 17-18
Eum dominus emit maiore pretio quam nos omnes.
A. Die meester heeft ons allen gekocht voor een nogal hoge prijs.
B. De meester heeft hem gekocht voor een hogere prijs dan ons allen.

Slide 17 - Tekstslide

regel 18
Is ideo meliorem nobis se putat.
A. Die beschouwt zichzelf daarom als beter dan wij.
B. De beschouwt zichzelf daarom als de beste van ons.

Slide 18 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 19 - Quizvraag

regel 18
Is ideo meliorem nobis se putat.
A. Die beschouwt zichzelf daarom als beter dan wij.
B. De beschouwt zichzelf daarom als de beste van ons.

Slide 20 - Tekstslide

regel 18-20
Nos omnes contemnit, me magis autem quam ceteros servos.
A. Hij minacht ons allen, mij echter meer dan de overige slaven.
B. Wij allen minachten hem, ik echter meer dan de overige slaven.

Slide 21 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 22 - Quizvraag

regel 18-20
Nos omnes contemnit, me magis autem quam ceteros servos.
A. Hij minacht ons allen, mij echter meer dan de overige slaven.
B. Wij allen minachten hem, ik echter meer dan de overige slaven.

Slide 23 - Tekstslide

regel 20-21
Omnium humillimum me putat, quod onera portare officium mihi est.
A. Hij beschouwt mij als nederiger dan allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.
B. Hij beschouwt mij als de nederigste van allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

Slide 24 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 25 - Quizvraag

regel 20-21
Omnium humillimum me putat, quod onera portare officium mihi est.
A. Hij beschouwt mij als nederiger dan allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.
B. Hij beschouwt mij als de nederigste van allen, omdat het mijn opdracht is om lasten te dragen.

Slide 26 - Tekstslide

regel 21-22
Quondam in sermone cum servis aliis dixi: ego puto...
A. Ik zei eens in een gesprek met andere slaven: ik meen...
B. Ik zei eens in een gesprek tegen andere slaven: ik meen...

Slide 27 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 28 - Quizvraag

regel 21-22
Quondam in sermone cum servis aliis dixi: ego puto...
A. Ik zei eens in een gesprek met andere slaven: ik vind...
B. Ik zei eens in een gesprek tegen andere slaven: ik vind...

Slide 29 - Tekstslide

regel 23
Agenor me interpellavit acerrima voce: putas?
A. Agenor onderbrak mij met een zeer scherpe stem: vind jij?
B. Agenor onderbrak mij met een nogal scherpe stem: vind jij?

Slide 30 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 31 - Quizvraag

regel 23
Agenor me interpellavit acerrima voce: putas?
A. Agenor onderbrak mij met een zeer scherpe stem: vind jij?
B. Agenor onderbrak mij met een nogal scherpe stem: vind jij?

Slide 32 - Tekstslide

regel 24
Nihil tu putare potes, iumentum humanum!
A. Jij kunt geen menselijk lastdier vinden!
B. Jij kunt niets vinden, menselijk lastdier!

Slide 33 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 34 - Quizvraag

regel 24
Nihil tu putare potes, iumentum humanum!
A. Jij kunt geen menselijk lastdier vinden!
B. Jij kunt niets vinden, menselijk lastdier!

Slide 35 - Tekstslide

regel 25-26
Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius tibi est!
A. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou moeilijk!
B. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou te moeilijk!


Slide 36 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 37 - Quizvraag

regel 25-26
Num cogitant muli? Etiam litteras legere difficilius tibi est!
A. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou moeilijk!
B. Muilezels denken toch zeker niet? Zelfs letters lezen is voor jou te moeilijk!


Slide 38 - Tekstslide

regel 26
Omnes riserunt.
A. Allen lachten.
B. Zij lachten om alles.

Slide 39 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 40 - Quizvraag

regel 26
Omnes riserunt.
A. Allen lachten.
B. Zij lachten om alles.

Slide 41 - Tekstslide

regel 26-27
Domino quidem de verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,
A. De meester heeft weliswaar over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,
B. Ik heb weliswaar de meester over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

Slide 42 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 43 - Quizvraag

regel 26-27
Domino quidem de verbis Agenoris narravi, sed is haud mihi credidit,
A. De meester heeft weliswaar over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,
B. Ik heb weliswaar de meester over de woorden van Agenor verteld, maar die geloofde mij helemaal niet,

Slide 44 - Tekstslide

regel 27-28
nam neminem Agenore fidiorem putat.
A. want niemand beschouwt Agenor als nogal betrouwbaar.
B. want hij beschouwt niemand als betrouwbaarder dan Agenor.

Slide 45 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 46 - Quizvraag

regel 27-28
nam neminem Agenore fidiorem putat.
A. want niemand beschouwt Agenor als nogal betrouwbaar.
B. want hij beschouwt niemand als betrouwbaarder dan Agenor.

Slide 47 - Tekstslide

regel 28-29
Vitam miserrimam ago.
A. Ik leid een te ongelukkig leven.
B. Ik leid een zeer ongelukkig leven.

Slide 48 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 49 - Quizvraag

regel 28-29
Vitam miserrimam ago.
A. Ik leid een te ongelukkig leven.
B. Ik leid een zeer ongelukkig leven.

Slide 50 - Tekstslide

regel 29-30
Fortasse fugere mihi prudentius est.
A. Misschien is het voor mij verstandiger om te vluchten.
B. Misschien is het voor mij zeer verstandig om te vluchten.

Slide 51 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 52 - Quizvraag

regel 29-30
Fortasse fugere mihi prudentius est.
A. Misschien is het voor mij verstandiger om te vluchten.
B. Misschien is het voor mij zeer verstandig om te vluchten.

Slide 53 - Tekstslide

regel 30-31
Lydia clamavit: minime! Multo lenius Agenorem tractas.
A. Lydia riep: Helemaal niet! Jij behandelt Agenor veel te mild.
B. Lydia riep: Helemaal niet! Agenor behandelt jou nogal mild.

Slide 54 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 55 - Quizvraag

regel 30-31
Lydia clamavit: minime! Multo lenius Agenorem tractas.
A. Lydia riep: Helemaal niet! Jij behandelt Agenor veel te mild.
B. Lydia riep: Helemaal niet! Agenor behandelt jou nogal mild.

Slide 56 - Tekstslide

regel 31-32
Ad pugnam eum provoca! Fortior enim es.
A. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers sterker!
B. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers nogal sterk!

Slide 57 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 58 - Quizvraag

regel 31-32
Ad pugnam eum provoca! Fortior enim es.
A. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers sterker!
B. Daag hem uit voor een gevecht! Jij bent immers nogal sterk!

Slide 59 - Tekstslide

regel 32-33
Etiam minimo momento vincere eum potes.
A. Zelfs met een kleine duw kun je hem overwinnen!
B. Zelfs met een zeer kleine duw kun je hem overwinnen!

Slide 60 - Tekstslide

A of B?
A
A
B
B

Slide 61 - Quizvraag

regel 32-33
Etiam minimo momento vincere eum potes.
A. Zelfs met een kleine duw kun je hem overwinnen!
B. Zelfs met een zeer kleine duw kun je hem overwinnen!

Slide 62 - Tekstslide