dag 8

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

de computerspullen
  • dingen die met een computer te maken hebben 
  • de computer: een apparaat dat snel veel informatie kan verwerken
  • meervoud: computers
  • Zin: Mijn vader verzameld computerspullen, hier maakt hij een nieuwe computer van.
  • Zin: Op een rommelmarkt vindt je veel oude computerspullen.

Slide 2 - Tekstslide

de pop
  • een figuur in de vorm van een mens, meestal om mee te spelen
  • meervoud: poppen; verkleinwoord: popje, poppetje
  • Zin: Kleine meisjes spelen graag met poppen.
  • Zin: Vroeger had ik ook een pop, die trok ik poppenkleren aan.

Slide 3 - Tekstslide

het schilderij
  • een afbeelding die gemaakt is met verf
  •  meervoud: schilderijen; verkleinwoord: schilderijtje
  •  op een doek of op hout  geschilderd
  • Zin: Wij hebben een heel mooi schilderij in de woonkamer hangen.
  • Zin: Er is een schilderij van Picasso uit het museum gestolen.

Slide 4 - Tekstslide

het souvenir
  • een voorwerp dat een herinnering is aan iets
  • van  bepaalde plaats of gebeurtenis = het aandenken
  • meervoud: souvenirs
  • Zin: Als wij op vakantie geweest zijn, brengen we altijd een paar souvenirs mee terug.
  • Zin: Wil je voor mij een souvenir uit Parijs meenemen?

Slide 5 - Tekstslide

de troep
  • als er overal spullen liggen die niet zijn opgeruimd
  •  een situatie waarin helemaal geen orde is = de chaos, de bende
  • een groep, bijv. van militairen of dieren
  • Zin: Op het bureau van Floris is het altijd een grote troep.
  • Zin: De Engelse militaire troepen oefenen soms in Duitsland.

Slide 6 - Tekstslide

Wij hebben een nieuw .................... gekocht, hij hangt in de woonkamer.

Slide 7 - Open vraag

In welke zin wordt het woord
de troep
goed gebruikt?
A
alles opgeruimd
B
een beetje netjes
C
netjes
D
overal rommel

Slide 8 - Quizvraag

Zie je hier een souvenir?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn computerspullen?
A
B
C

Slide 10 - Quizvraag

Zoek een foto van een pop

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Wil je .... ........... opruimen? Het is rommelig in je kamer.

Slide 13 - Open vraag

Ik heb in Parijs een kleine Eiffeltoren gekocht, dit is een .....................

Slide 14 - Open vraag

Om een computer te herstellen, heb je ............................ nodig.

Slide 15 - Open vraag

Met de hele klas hebben we een .......................... gemaakt, het is heel mooi geworden.

Slide 16 - Open vraag

Het kleine meisje wil graag een ............. voor haar verjaardag.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de computerspullen, de pop, het schilderij, het souvenir en de troep

Slide 18 - Tekstslide