Ontdek de wereld van verkleinwoorden!

Ontdek de wereld van verkleinwoorden!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ontdek de wereld van verkleinwoorden!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat verkleinwoorden zijn en deze toepassen in zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over verkleinwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn verkleinwoorden?
Verkleinwoorden zijn kleine woorden die we gebruiken om aan te geven dat iets klein of schattig is.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming van verkleinwoorden
In het Nederlands voegen we -tje, -pje, -kje, -etje of -je toe aan het einde van een woord om het te verkleinen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van verkleinwoorden
Huis - huisje, bloem - bloempje, kat - katje, bal - balletje, stoel - stoeltje

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruiken we verkleinwoorden?
We gebruiken verkleinwoorden als we praten over kleine of schattige dingen, of om iets minder serieus te laten klinken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1: Kies het juiste verkleinwoord
Welk verkleinwoord past bij de zelfstandige naamwoorden: bloem, tafel, hond? Bloempje, tafeltje, hondje.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 2: Maak zinnen met verkleinwoorden
Maak een zin met een verkleinwoord erin, bijvoorbeeld: Ik geef het katje melk.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
We hebben vandaag geleerd wat verkleinwoorden zijn, hoe we ze vormen en wanneer we ze gebruiken. Nu kunnen jullie zelf verkleinwoorden toepassen in zinnen!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.