3.2 Advertentie, affiche en flyer

Advertentie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Advertentie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Kenmerken van een goede advertentie, affiche en flyer

- vergroten spelling en woordenschat


Slide 2 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van een advertentie, affiche of flyer?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 3 - Quizvraag

Reclame maken of aankondiging
  • Advertenties kom je o.a. tegen in kranten, tijdschriften of op internet.

  • Affiches hangen o.a. in een bushokje of bij een sportclub.

  • Flyers worden uitgedeeld op straat, neergelegd in winkels en bedrijven of huis-aan-huis bezorgd.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken (1)
  • Mensen bekijken advertenties, affiches en flyers vaak snel.

  • Je moet dus met je tekst en je lay-out direct de hoofdzaken duidelijk maken.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken (2)
  • De informatie moet duidelijk en volledig zijn. Met behulp van de 5w+h-vragen kun je controleren of je iets belangrijks vergeten bent.

  • Schrijf de tekst kort en krachtig op.

  • Gebruik een opvallende titel of slogan.

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken: lay-out
  1. Verdeel de tekst mooi over het hele vlak.
  2. Gebruik verschillende lettertypen en -groottes.
  3. Gebruik kleuren en een of meer afbeeldingen.

Slide 7 - Tekstslide

rijst + pap
A
goed
B
niet goed

Slide 8 - Quizvraag

rijst + pap
A
goed
B
niet goed

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

rijst + pap
A
goed
B
niet goed

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Zelf een advertentie maken

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Op de oude beelden is te zien hoe een vliegtuig de oude stad
A
bombardeerd
B
bombadeerd
C
bombadeert
D
bombardeert

Slide 15 - Quizvraag

Stijlfouten
Bij een pleonasme wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt. 

Een pleonasme bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. 
Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord. 
Denk bijvoorbeeld aan witte sneeuw. Sneeuw is altijd wit, dus dit bijvoeglijk naamwoord is dubbelop.

Slide 16 - Tekstslide

Pleonasmen

Groen gras
Ronde bal
Mondeling gesprek
Hoekig vierkant
Houten boomstam

Ook de combinatie van een bijwoord of bijwoordelijke bepaling en een werkwoord komt voor:

Groter groeien
Naar beneden vallen




Veelvoorkomende uitdrukkingen, die eigenlijk pleonasmen zijn:
Grote reus
Gratis cadeau
Nog eens herhalen
Weer hervatten
Vieze stank

Slide 17 - Tekstslide

tautologie
Een tautologie is een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken. Het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort, bijvoorbeeld twee bijvoeglijk naamwoorden, twee zelfstandignaamwoorden of twee bijwoorden. Tussen de woorden in staat meestal een voegwoord, zoals en of of. Je kunt hierbij denken aan verheugd en blij. Deze woorden betekenen hetzelfde en één van de twee kun je prima weglaten.

Slide 18 - Tekstslide

Veel voorkomende, geaccepteerde tautologieën:

Never nooit (niet)
Pracht en praal
Vast en zeker
één en hetzelfde
Leugen en bedrog



Tautologieën die vaak als fouten worden gezien:
Ik ben blij en verheugd dat ik door mag naar de volgende ronde.
We hebben circa 30 à 50 lege vellen nodig.
Ik doe het zo, want dat doe ik immers altijd.

Slide 19 - Tekstslide

Een contaminatie is een vermenging van twee uitdrukkingen die niet klop
voorbeelden

mond-op-mondreclame
De oorzaak van de storing is te wijten aan slordigheid.
Zij beseft zich niet wat de gevolgen zijn van haar actie.

Slide 20 - Tekstslide

Vorige week hadden ze nog slaande ruzie, maar nu zitten de twee troetelduiven weer de hele tijd bij elkaar op schoot.
A
goed
B
pleonasme
C
tautolotie
D
contaminatie

Slide 21 - Quizvraag

Ook wilde de docent hem tevens vertellen, zijn werk eens op tijd in te leveren.
A
tautologie
B
goed
C
pleonasme
D
incongruentie

Slide 22 - Quizvraag

Ik zal je altijd en eeuwig trouw blijven.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
goed

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb twaalf blauwe smurfen gekregen bij de Jumbo.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
goed

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb deze twee beide lesdoelen behaald.
A
tautologie
B
pleonasme
C
geen
D
incongruentie

Slide 25 - Quizvraag

De oorzaak van uw problemen is toch echt te danken aan uw inzicht.
A
tautologie
B
pleonasme
C
verkeerd woord
D
contaminatie

Slide 26 - Quizvraag

Deze houten boomstam is heel groot.
A
tautologie
B
pleonasme
C
geen
D
contaminatie

Slide 27 - Quizvraag

Dat kost duur.
A
tautologie
B
pleonasme
C
geen
D
contaminatie

Slide 28 - Quizvraag

De titel van het tv-programma dat morgen voor het eerst wordt uitgezonden, heet vertrouwen in de toekomst.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
herhaling

Slide 29 - Quizvraag

De bezwete, maar goed voorbereide man is gisteren aangenomen door de vrouwelijke secretaresse.
A
goed
B
pleonasme
C
tautologie
D
contaminatie

Slide 30 - Quizvraag

Vlak voor de toetsweek trok de student alle registers nog even uit de kast.
A
goed
B
pleonasme
C
tautologie
D
contaminatie

Slide 31 - Quizvraag

Op de oude beelden is te zien hoe een vliegtuig de oude stad
A
bombardeerd
B
bombadeerd
C
bombadeert
D
bombardeert

Slide 32 - Quizvraag