H4.3 Loonvorming

Hoofdstuk 4.3 Loonvorming
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4.3 Loonvorming

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Kun je bespreken hoe het minimumloon wordt bepaald. 
  • Kun je bespreken wat een CAO is en hoe deze tot stand komt. 
  • Kun je uitleggen waarom er sprake is van meeliftersgedrag bij de cao. 
  • Kun je onderscheid maken tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. 
  • Kun je  een algemene loonstijging, prijscompensatie en een incidentele loonstijging onderscheiden

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling marktmechanisme
  • Het vrije spel van vraag en aanbod
  • Op een markt van volkomen concurrentie leidt het vrije spel van vraag en aanbod tot een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
  • Is de arbeidsmarkt een markt van volkomen concurrentie?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen - les 2
• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichtshoeveelheid en -omzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van de collectieve vraaglijn en aanbodlijn verklaren en de gevolgen voor het marktevenwicht beschrijven.
• de prijselasticiteit van de vraag berekenen en gevolg van de waarde van de prijselasticiteit van de vraag voor de omzet uitleggen. 
• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

• uitleggen dat veranderingen in het aanbod van of de vraag naar arbeid kunnen leiden tot veranderingen op de arbeidsmarkt.
Lesdoelen - les 14

Slide 5 - Tekstslide

Marktmechanisme arbeidsmarkt
  • Op de arbeidsmarkt is loon de prijs voor arbeid.
  • Vraag naar arbeid: werkgevers (bedrijven en overheid)
  • Aanbod van arbeid: werknemers (beroepsbevolking)
  • Door de heterogeniteit van arbeid zijn er veel deelmarkten (beroepsgroepen).

Slide 6 - Tekstslide

Minimumloon
  • Door de overheid vastgestelde ondergrens aan de lonen. 
  • Bedoeld om de werknemers een redelijk inkomen te garanderen. 
  • Met de invoering van het minimumloon wordt aan de onderkant van de arbeidsmarkt het loon niet langer bepaald door vraag en aanbod van arbeid, maar door de overheid.
  • Door het instellen van een minimumloon zal de vraag naar arbeid dalen en het aanbod van arbeid toenemen. Hierdoor ontstaat werkloosheid.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom leidt het minimumloon tot werkloosheid?

  • Minder productieve werknemers kunnen moeilijk werk vinden bij het minimumloon.
  • Werkgevers nemen hen niet aan tegen het minimumloon om dat ze dan meer kosten dan ze opbrengen. 
  • Prijsregulering door de overheid verstoort het marktmechanisme. Het gevolg is een herverdeling van de welvaartswinst ten gunste van de werknemers die ten koste gaat van de werkgevers. 
  • Dit welvaartsverlies is de prijs die betaald moet worden om laagbetaalde werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt een redelijk inkomen te geven. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel verdient een 16 jarige per uur?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Link

Waarom minimum jeugdloon zo laag?
  • Stimuleren om naar school te gaan
  • Het is anders te duur om jongeren aan te nemen

Minister van Sociale Zaken vindt het niet nodig om het te verhogen, je hebt immers ook geen hoge kosten zoals huur etc

Slide 11 - Tekstslide

Wie bepaald eigenlijk de hoogte van het loon?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Link

Hoe kan je invloed hebben op de CAO?
Vakbond
  • Een vakbond komt op voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen
  • Je betaalt hiervoor een maandelijkse/jaarlijkse premie
  • De organisatiegraad geeft aan hoeveel % er lid is van een vakbond


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

CAO onderhandelingen
  • Vaak gaat dit over loon
  • Een te hoge loonstijging kan nadelig zijn voor de economie

  • Te hoge lonen --> hogere loonkosten voor bedrijven --> prijzen omhoog --> vraag naar producten neemt af --> productie neemt af --> werkloosheid stijgt

Slide 16 - Tekstslide

Meeliftersgedrag
Mensen die geen lid zijn profiteren wel van de mensen die wel lid zijn

Dit gedrag, het gratis profiteren van de inspanning van anderen noemen we meeliftersgedrag / free-ridersgedrag

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurt er als iedereen meelift?

Slide 18 - Open vraag

Meeliftersgedrag
Als iedereen meelift, bestaat er geen vakbond

Soms wordt het verplicht; collectieve dwang

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
  • Een arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever met daarin de arbeidsvoorwaarden.

De primaire arbeidsvoorwaarden
  • loon en de normale arbeidstijd

De secundaire arbeidsvoorwaarden 
  • reiskostenvergoeding, vakantieregeling, kinderopvang en scholingsfaciliteiten

Slide 20 - Tekstslide

Prijscompensatie en reële loonstijging
  • Een loonstijging die in procenten gelijk is aan de stijging van de prijzen: prijscompensatie
voorbeeld: inflatie 2% en loonstijging 2%

  • Bovenop de prijscompensatie een algemene loonstijging waardoor de koopkracht stijgt: reële loonstijging
voorbeeld: inflatie 2% en loonstijging 5%

Slide 21 - Tekstslide

Incidentele loonstijging
Een loonstijging die niet voor iedereen geldt. Dit krijg je als gevolg van een promotie, overwerk of door een stijging van het aantal dienstjaren.
Dit valt dus niet onder een cao.

Slide 22 - Tekstslide