K4 H2 Taalverzorging (III): woordvolgorde en samentrekking

DOEL

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken



1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DOEL

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken



Slide 1 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen:
Sommige lampen in de aula van de school zijn kapot en zullen binnenkort door de conciërge vervangen worden.

Slide 2 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Sommige lampen in de aula van de school zijn kapot en zullen binnenkort door de conciërge vervangen worden.

Slide 3 - Open vraag

Doe oortjes in

en bekijk het volgende filmpje!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

VOEGWOORDEN


-gebruik je om van twee losse zinnen één zin te maken

Slide 6 - Tekstslide

VOEGWOORDEN

en - maar - want

gebruik je bij hoofdzin + hoofdzin

(zinnen waarbij pv en ow naast elkaar staan)

Bijvoorbeeld:

Gisteren was ik vrij, want de leraren hadden een studiedag.

Slide 7 - Tekstslide

VOEGWOORDEN

omdat - als - terwijl

gebruik je bij hoofdzin + bijzin

(zinnen waarbij tussen pv en ow nog woorden  staan)

Bijvoorbeeld:

Gisteren was ik vrij, omdat de leraren  een studiedag hadden.

Slide 8 - Tekstslide

woordvolgorde in uitdrukkingen
- in uitdrukkingen ligt de woordvolgorde vaak vast. Je mag de woordvolgorde niet veranderen. De uitdrukking klopt dan niet meer.

Bijvoorbeeld:

Goed - Dat gaat alle perken te buiten


Fout - Dat gaat buiten alle perken

Slide 9 - Tekstslide

Maak van twee zinnen een samengestelde zin met het voegwoord als.
Nederland wint vanavond deze voetbalwedstrijd.
Het kwalificeert zich voor het EK.
___

Slide 10 - Open vraag

Nederland wint vanavond deze kwalificatiewedstrijd, als het zich kwalificeert voor het EK.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Maak van twee zinnen een samengestelde zin met het voegwoord en.
Over twee weken begint de proefwerkweek.
Dan hebben we geen les.
___

Slide 12 - Open vraag

Over twee weken begint de proefwerkweek en dan hebben we geen les.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Maak van twee zinnen een samengestelde zin met het voegwoord maar.
Ali heeft me uitgenodigd voor zijn feest.
Jammer genoeg kan ik woensdag niet.
_____

Slide 14 - Open vraag

Ali heeft me uitgenodigd voor zijn feest, maar jammer genoeg kan ik woensdag niet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 15 - Quizvraag


Wat is goed?
A
Als Pinksteren en Pasen op één dag vallen, wordt het ooit wereldvrede.
B
Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, wordt het ooit wereldvrede.

Slide 16 - Quizvraag


Wat is goed?
A
Met veel vlieg- en kunstwerk kreeg Joanne de kostuums voor de toneelvoorstelling net af.
B
Met veel kunst- en vliegwerk kreeg Joanne de kostuums voor de toneelvoorstelling net af.

Slide 17 - Quizvraag

De cake is klaar en gaan we meteen opeten.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Oma zette een kopje thee en opa de kopjes op tafel.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

In Huize Avondrood wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

De docent herhaalt de stof nog één keer, omdat het proefwerk morgen is / het proefwerk is morgen.
A
het proefwerk morgen is.
B
het proefwerk is morgen.

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Wim en Daniël willen wel naast elkaar zitten, maar niet samen de opdracht maken / niet maken samen de opdracht.
A
niet samen de opdracht maken.
B
niet maken samen de opdracht.

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

De pc werkt weer goed, want de updates geïnstalleerd zijn / de updates zijn geïnstalleerd.
A
de updates geïnstalleerd zijn.
B
de updates zijn geïnstalleerd.

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Jacco's scooter is stuk, dus hij lopen moet / hij moet lopen.
A
hij lopen moet.
B
hij moet lopen.

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Shade vertrouwt Sven niet meer, omdat hij de school uitklapte / hij uit de school klapte.
A
hij de school uitklapte.
B
hij uit de school klapte.

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Timothy twijfelde aan de verkoopster, want misschien speldde zij hem iets de mouw op / misschien speldde zij hem iets op de mouw?
A
misschien speldde zij hem iets de mouw op?
B
misschien speldde zij hem iets op de mouw?

Slide 27 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Bij het inwerken maakt Joachim een goede indruk, want hij bleef goed bij de les / hij bleef de les goed bij.
A
hij bleef goed bij de les.
B
hij bleef de les goed bij.

Slide 28 - Quizvraag

Kies het juiste zinseinde:

Willeke moet haar Duits echt gaan bijwerken, want nu loopt ze de feiten achteraan / nu loopt zij achter de feiten aan.
A
nu loopt zij de feiten achteraan.
B
nu loopt zij achter de feiten aan.

Slide 29 - Quizvraag

REFLECTIE TAALVERZORING

- Vul de reflectie H2 taalverzorging in

- Lever de ingevulde reflectie in via Showbie



Slide 30 - Tekstslide

GELEERD?

GOED FORMULEREN

- je kunt de juiste voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen gebruiken

- je kunt zinnen samentrekken


Slide 31 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 32 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 33 - Open vraag