wk 09: les 1 (Dorpskrant les 4: stijlfiguren)

Dinsdag 1 maart - G2b
  • 10 minuten stillezen
  • Dorpskrant: stijlfiguren (hyperbool, eufemisme, understatement)
  • Aan de slag!






timer
10:00
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 1 maart - G2b
  • 10 minuten stillezen
  • Dorpskrant: stijlfiguren (hyperbool, eufemisme, understatement)
  • Aan de slag!






timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd...
...wat de regels zijn voor de tussenletter en meervoudsvormen.
...wanneer je de meervouds-n bij verwijzingen wel en niet schrijft.
...hoe je een samentrekking moet schrijven.


Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...wat stijlfiguren zijn (hyperbool, eufemisme, understatement)

Slide 3 - Tekstslide

Creatief taalgebruik in de dorpskrant
Verwerk in elke tekst 1 stijlfiguur / 1 vorm van beeldspraak (in totaal dus 6). (minimaal 3 verschillende stijlfiguren / vormen van beeldspraak)

Stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie, sarcasme

Beeldspraak: vergelijking met/zonder als, metafoor, personificatie, metonymia


Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Een stijlfiguur of stijlmiddel is:
Het doelbewuste gebruik van één of meer woorden die afwijken van de gebruikelijke betekenis.

Dit gebruik je om:
de aandacht te trekken, een punt te maken of iets te verduidelijken.


Slide 5 - Tekstslide

Welke stijlfiguren gaan we behandelen?
  1. Herhaling
  2. Opsomming
  3. Tegenstelling
  4. Paradox
  5. Eufemisme
  6. Hyperbool (overdrijving)
  7. Understatement
  8. Ironie
  9. Sarcasme

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag
5. Eufemisme
6. Hyperbool (overdrijving)
7. Understatement

Bekijk het filmpje op de volgende slide.

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Hyperbool (overdrijving)
De inhoud van de mededeling wordt hierbij overdreven vergroot.
Voorbeelden:
  • Tjonge, het duurt nog tot Kerst voordat die minuut verstreken is!
  • Ik weet niet wat voor windkracht het is vandaag, maar ik denk wel windkracht 80!
  • Ik verveel me dood.
  • Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
  • Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.

Omdat je dagelijks hyperbolen gebruikt, merk je het speciale effect van de overdrijving niet meer op.

Slide 9 - Tekstslide

Hyperbool (overdrijving)
  • Ik schaamde me dood toe hij dat zei.
  • Ik heb me kapot gelachen om die grap.
  • k had zo’n dorst dat ik de hele kraan leeg heb gedronken!
  • Anton stikte van het lachen.
  • Hij huilde een zwembad vol tranen.
  • Ik vries mijn billen er nog af, zo koud is het hier.
  • Toen hij jarig was, werd hij bedolven onder de cadeautjes.

Slide 10 - Tekstslide

Eufemisme (verzachtende uitdrukking)
Een verzachtende uitdrukking die niet spottend bedoeld is. Je wil voorkomen dat een mededeling hard of onaangenaam overkomt. Je kunt een eufemisme onder andere gebruiken om bepaalde zaken fraaier over te laten komen dan ze werkelijk zijn.
Het is dus op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is.

Voorbeelden:
  • Na een lange lijdensweg is hij heengegaan. (doodgaan)
  • Volgens mij is er aan jou een steekje los! (gek)
  • De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. (grote fouten gemaakt)
  • Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht. (we hebben hem begraven)
  • Zij werkt daar als interieurverzorgster. (schoonmaakster)
  • 'Hoe is het met uw stoelgang?', informeerde de dokter. (grote boodschap, nummer 2)
  • De dierenarts heeft de hond laten inslapen. (gedood)
  • De directie wil het personeelsbestand afslanken. (personeel ontslaan)
  • Hij is een bekende van de politie. (een boef)

Slide 11 - Tekstslide

Eufemisme (verzachtende uitdrukking)
  • Wij hebben helaas onze hond moeten laten inslapen.
  • De kippen hebben vogelgriep, dus ze moeten worden geruimd.
  • Onderweg moesten we stoppen voor een sanitaire stop.
  • Op dit moment is hij werkzoekend.
  • De extra reistijd van de trein naar Amsterdam is 15 minuten.

Slide 12 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
braken
ontslaan
afmaken van vee
ongewenste bezoeker
e-mailmarketing
vomeren
 laten gaan
ruimen
inbreker
spam

Slide 13 - Sleepvraag

Understatement ('onderdrijving')
Dit is het tegenovergestelde van de hyperbool: de mededeling wordt overdreven afgezwakt (een 'onderdrijving'). Hierdoor ontstaat een spottend effect. Het is dus op een spottende manier iets verkleinen of verzwakken. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.

Voorbeelden:
  • Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben.
  • Die regisseur heeft met zijn speelfilms ongetwijfeld een paar centjes verdiend.
  • Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.

Slide 14 - Tekstslide

Understatement ('onderdrijving')
  1. Toen hij weer een 10 voor een proefwerk behaalde, reageerde hij koeltjes met "Niet slecht".
  2. Ik had een twee voor het proefwerk. Ik had dus wel een paar foutjes.
  3. "Ik doe dat wel even", zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden.
  4. Die akelige dictator is een onvriendelijk mannetje.
  5. De directeur van Unicef heeft een aardig salarisje.
  6. De schade aan de auto was wel iets meer dan een paar biertjes.

Slide 15 - Tekstslide


spuugzat
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 16 - Quizvraag


verzuipen
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 17 - Quizvraag


onaangenaam verrast
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 18 - Quizvraag


een verschrikkelijke bende
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 19 - Quizvraag


lachten zich een breuk
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 20 - Quizvraag


met de tong uit de mond
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 21 - Quizvraag

De dierenarts heeft onze hond laten inslapen.
_________
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 22 - Quizvraag

Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 23 - Quizvraag

Vannacht hebben onze buren ongewenst bezoek gehad.
__________________________
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 24 - Quizvraag

Na een lange lijdensweg, ging hij heen.
_____
______
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 25 - Quizvraag

Een deel van het personeel zal moeten AFVLOEIEN.
A
hyberbool
B
eufemisme

Slide 26 - Quizvraag

"Waar bleef je nou, ik stond al eeuwen op je te wachten!"
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 27 - Quizvraag

Als al je verstandskiezen in één keer getrokken worden, is dat geen pretje.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 28 - Quizvraag

Ik verveel me dood.


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 29 - Quizvraag

Moet ik het nu VOOR DE DUIZENDSTE KEER zeggen? Deur achter je dicht!
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 30 - Quizvraag


Joke werkt daar als interieurverzorgster.
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 31 - Quizvraag

De directie kondigde een BANENREDUCTIE aan.
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 32 - Quizvraag

Eten we spruitjes? Wil je me dood hebben of zo?
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 33 - Quizvraag

Hij rende de benen uit zijn lijf om de bus te halen.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 34 - Quizvraag

Na een lang sterfbed is hij ons helaas ontvallen.
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 35 - Quizvraag

Die film is echt OM JE DOOD TE LACHEN.
A
eufemisme
B
hyperbool

Slide 36 - Quizvraag

De verdediger schoot de strafschop huizenhoog weg
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 37 - Quizvraag

Bedenk nu zelf drie voorbeeld van een eufemisme.
1. voor doodgaan
2. voor iemand ontslaan
3. werkloos zijn

Slide 38 - Open vraag

Bedenk nu zelf drie voorbeeld van een hyperbool (overdrijving).

Slide 39 - Open vraag

Bedenk nu zelf drie voorbeeld van een understatement ('onderdrijving').

Slide 40 - Open vraag

Lesdoel behaald? Ik weet wat stijlfiguren zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik weet wat een eufemisme, hyperbool en understatement is.
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik kan een eufemisme, hyperbool en understatement herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quizvraag

Einde van de les

Slide 45 - Tekstslide