BSR 3/6 1bka Spelling 7.11 pvvt sterk

Lees de theorie op blz. 230 238.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.11.
7.11 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Startvraag: 
Spel de persoonsvormen in de verleden tijd (in je schrift).
Wat valt je op aan de woorden?

- Ik .. (worden) gisteren vijftig jaar.
- De artiest ... (fluiten) een liedje terwijl hij gitaar speelde.
- Wij ... (houden) vast aan ons verhaal.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 230 238.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.11.
7.11 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Startvraag: 
Spel de persoonsvormen in de verleden tijd (in je schrift).
Wat valt je op aan de woorden?

- Ik .. (worden) gisteren vijftig jaar.
- De artiest ... (fluiten) een liedje terwijl hij gitaar speelde.
- Wij ... (houden) vast aan ons verhaal.

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
  • Lesdoelen.
  • Herhaling 7.9 en 7.10
  • Persoonsvorm verleden van zwakke en sterke werkwoorden
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 2 - Tekstslide

  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden


Slide 4 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 5 - Tekstslide

Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Mare en Inge eten zaterdag pizza.
A
Sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 7 - Quizvraag


Mohammed .............................. morgen naar een nieuw huis.




Sjaan heeft haar moeder gisteren ..............................
Tip!
Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Tip!
Voltooid Deelwoord
verhuist
verhuisd

Slide 8 - Sleepvraag

7.11 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden. 

Schrijf het werkwoord zo kort en eenvoudig mogelijk: rijden-reed, bewegen-bewoog.

Luister naar het meervoud om erachter te komen of je een d of een t schrijft.
bieden -> ik bood (want wij boden).
fluiten -> hij floot (want wij fluiten).
Persoonsvorm verleden tijd
Sterke
werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide


Gebruik alleen twee dezelfde letters achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is: 
schrikken -> schrokken
zitten -> zaten.
Persoonsvorm verleden tijd
Sterke
werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Maak de werkbladen. Vul in met pen. 
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, theorie in je boek of het vraagteken.
Tijd
Timer.
Klaar?
Kom een nakijkblad halen en kijk je werk na.
Als je hiermee klaar bent ga je online 7.11 trainen.
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.
Lesdoelen

Slide 13 - Tekstslide

'Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 14 - Poll

werkwoordspelling

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurde
B
gebeurdde

Slide 15 - Quizvraag

werkwoordspelling

(vinden) jij werkwoordspelling lastig?
A
Vindt
B
Vint
C
Vind

Slide 16 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij onthoudde alles.
B
Hij onthield alles.

Slide 17 - Quizvraag

Maak een zin met een sterk werkwoord in de verleden tijd.

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met een zwak werkwoord in de verleden tijd.


Slide 19 - Open vraag