Vragen bij teksten ''Oude gesprekken'' en ''Sterke werkwoorden''

Vragen bij teksten ''Oude gesprekken'' en ''Sterke werkwoorden''
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Vragen bij teksten ''Oude gesprekken'' en ''Sterke werkwoorden''

Slide 1 - Tekstslide

Wat ontdekten archeologen onder de Rotterdamse Markthal in 2000?
A
Een oude Romeinse weg
B
De resten van een middeleeuwse kerk
C
Een boerderij uit de 10e eeuw
D
Een schip uit de Gouden Eeuw

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het Rottahuis?
A
Een museum over het oude Rotterdam
B
Een reconstructie van een 10e-eeuwse boerderij
C
De bijnaam van de Markthal
D
Een oude molen langs de Rotte

Slide 3 - Quizvraag

Wat was er speciaal aan het nieuwste animatiefilmpje over Rotta?
A
Er werden archeologische vondsten getoond
B
De taal van duizend jaar geleden werd nagespeeld
C
Het werd in 3D vertoond
D
Er werd muziek uit de middeleeuwen gebruikt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bekendste zinnetje in het Oudnederlands dat in de tekst genoemd wordt?
A
“Betala is betalen”
B
“Daar is thorp”
C
“Hebban olla vogala...”
D
“Jewerki betekent bouwwerk”

Slide 5 - Quizvraag

Waarmee hielp het Oudnederlands Woordenboek Peter-Alexander Kerkhof?
A
Met het vertalen van het Latijn
B
Met het begrijpen van het moderne Fries
C
Met het reconstrueren van oude woorden
D
Met het opgraven van oude teksten

Slide 6 - Quizvraag

Waarom gebruikte Kerkhof de Williram minder bij zijn onderzoek?
A
De tekst had te veel Duitse en Friese invloeden
B
De tekst was vooral in het Latijn geschreven
C
De tekst was te kort
D
De tekst ging niet over taal

Slide 7 - Quizvraag

Wat is waar over het Oudnederlands en het Oudfries volgens Kerkhof?
A
Ze waren totaal verschillende talen
B
Ze lijken heel sterk op elkaar
C
Het Oudfries werd alleen in Friesland gesproken
D
Het Oudnederlands werd pas na het Oudfries gesproken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een klankwet?
A
Een wet over geluidsoverlast
B
Een verandering in uitspraak die in een taal op een vaste manier gebeurt
C
Een regel in de spelling van oude teksten
D
Een wet over hoe je talen moet leren

Slide 9 - Quizvraag

Wat kunnen taalwetenschappers leren van de spelling in oude teksten?
A
Hoe mensen toen lachten
B
Welke taal de mensen spraken
C
Hoe mensen zich kleedden
D
Hoe woorden toen klonken

Slide 10 - Quizvraag

Waarom klinkt het Oudnederlands ‘vrij exotisch’ voor ons?
A
Omdat het uit een ander land komt
B
Omdat er veel Franse woorden in zitten
C
Omdat de klanken heel anders zijn dan nu
D
Omdat het nooit is opgeschreven

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurde er met werkwoorden als ‘biek’ en ‘kloeg’?
A
Ze zijn in modern Nederlands sterker geworden
B
Ze worden nu nog dagelijks gebruikt
C
Ze zijn uit het Nederlands verdwenen of veranderd
D
Ze komen uit andere talen dan het Nederlands

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een werkwoord dat vroeger sterk was, maar nu niet meer?
A
Keek
B
Braadde
C
Sliep
D
At

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het woord ‘hiet’ in de middeleeuwse zin “een vos die Reinaert hiet”?
A
Heette
B
Hoorde
C
Riep
D
Sprak

Slide 14 - Quizvraag

Waar komen sterke werkwoorden oorspronkelijk vandaan volgens de tekst?
A
Alleen uit het Germaans
B
Uit het Middelnederlands
C
Uit het Oer-Indo-Europees
D
Uit het Frans en Latijn

Slide 15 - Quizvraag

Wat laat de vergelijking met steden van Wittgenstein zien?
A
Talen zijn moeilijk te begrijpen
B
Oude talen zijn mooier dan nieuwe
C
Talen bestaan uit oude en nieuwe delen
D
Talen hebben altijd rechte regels

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden volgens de tekst?
A
Zwakke werkwoorden zijn altijd ouder
B
Sterke werkwoorden veranderen van klinker in de verleden tijd
C
Sterke werkwoorden zijn altijd korter
D
Zwakke werkwoorden worden niet meer gebruikt

Slide 17 - Quizvraag

Wat zegt Joop van der Horst over het verdwijnen van sterke werkwoorden?
A
Ze verdwijnen zodra kinderen ze vergeten
B
Als ze verdwijnen, gaat dat heel langzaam
C
Ze verdwijnen als ze minder belangrijk zijn
D
Ze zijn nu al bijna verdwenen

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kan een zwak werkwoord soms sterk worden?
A
Door vergelijking met andere sterke vormen
B
Door invloed van Engelse leenwoorden
C
Door fouten in boeken
D
Door spellingsregels van vroeger

Slide 19 - Quizvraag

Wat bedoelt Van der Horst met: ‘Iedere nieuwe generatie rammelt aan de ketenen der traditie’?
A
Taal is vast en verandert nooit
B
Elke generatie wil taalregels veranderen
C
Traditie maakt taal moeilijk
D
Kinderen leren alleen van hun ouders

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer zouden sterke werkwoorden volgens de tekst echt kunnen verdwijnen?
A
Als ze in boeken niet meer voorkomen
B
Als kinderen ze fout blijven zeggen
C
Als er meer spellingfouten komen
D
Als Nederlands minder wordt geschreven en gesproken

Slide 21 - Quizvraag