klas 2 , les 1 : 2 juni- 5 juni

Fijn dat jullie er weer zijn klas 2! 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fijn dat jullie er weer zijn klas 2! 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen: 
  • Onderwerp
  • deelonderwerp
  • alinea
  • tussenkopje
  • inleiding, kern, slot
Uitleg: werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Hoe beschrijf je het
onderwerp van een tekst?

Slide 3 - Woordweb

Wat is een
deelonderwerp?

Slide 4 - Woordweb

Een onderwerp
Een deelonderwerp
Een alinea
Een tussenkopje
Vertelt in 1/2 woorden waar tekst over gaat. 
Een titel boven een (of meer)
alinea"s
Het onderwerp van een alinea
Een deel van de tekst, met hetzelfde onderwerp soms  voorafgaand door een witregel.

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de titel van de tekst?
A
Minder leerlingen
B
Afstandsonderwijs
C
Op sommige middel-bare scholen pas na zomervakantie weer les
D
Nos nieuws

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel tussenkopjes zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 8 - Quizvraag

Er zit een tegenstelling in dit stukje, aan welk signaalwoord herken je dit?

Vanaf 1 juni mogen de middelbare scholen gedeeltelijk weer open. Maar waar basisschoolleerlingen bij elkaar mogen zitten moeten de middelbare scholieren zich wel houden aan de anderhalve meter afstand.

Slide 9 - Open vraag

Wat is dan die tegenstelling? Benoem beide kanten!

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
Lees de inleiding.
A
Afstandsonderwijs
B
Afstandsonderwijs tot zomer
C
Onderwijs op de schop
D
Middelbare scholen open

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het deelonderwerp van alinea 6?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de titel in de volgende teksten? Je hoeft niets in te typen, je krijgt een beurt. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel tussenkopjes zie je in de tekst? Je krijgt de beurt. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Tekst

Slide 19 - Tekstslide

Lees de volgende tekst, wat is het deelonderwerp?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het deelonderwerp van deze alinea?
A
droogte
B
boeren
C
boeren kopen eigen beregeningsapparatuur
D
haspels en pompen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het deelonderwerp?

Pubers worden later op de avond moe. Het hormoon melatonine, dat ons lichaam vertelt dat het nacht wordt, wordt in de puberteit op een later tijdstip afgegeven. ‘Je zou kunnen zeggen dat alle pubers tijdelijk meer een avondmens worden, zo tot hun 20ste, daarna schuift hun biologische klok weer terug’, zegt Bert van der Horst, hoogleraar chronobiologie en gezondheid aan het Erasmus MC.      Bron: Volkskrant.nl 

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het deelonderwerp?
A
moe
B
melatonine puberteit verandert
C
biologische klok
D
hoogleraar chronobiologische gezondheid

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het deelonderwerp?
Pubers hebben zo’n negen uur slaap nodig. Daar komen ze vaak niet aan, doordat de wekker op normale schooldagen vroeg afgaat. ‘Hierdoor ontstaat er bij veel tieners een sociale jetlag’, aldus Van der Horst. ‘Dat betekent dat het verschil tussen de slaapduur op doordeweekse dagen en in het weekeinde groot is. Op vrije dagen slapen ze gemiddeld zo’n twee uur langer dan op schooldagen.’ 
Bron: volkskrant.nl

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het deelonderwerp?

A
pubers
B
wekker gaat vroeg af
C
slaapduur
D
langer slapen op vrije dagen

Slide 26 - Quizvraag

Het onderwerp
Je kunt het onderwerp vaak al vinden, door alleen: 
de titel, inleiding en tussenkopjes te lezen. 

Zoek in de volgende (delen van ) teksten het onderwerp.
Het onderwerp van een tekst benoem je zo kort mogelijk. 

Slide 27 - Tekstslide

PREMIER NIEUW-ZEELAND PRAAT DOOR AARDBEVING HEEN
Inleiding:  De premier van Nieuw-Zeeland had maandag net een tv-interview via videoverbinding toen er een aardbeving plaatsvond. Het gebouw schudde, maar Jacinda Ardern praatte rustig verder.

Tussenkopje: Hoofd koel tijdens aardbeving

bron: kidsweek.nl

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Nieuw-Zeeland
B
tv-interview
C
aardbeving Nieuw- Zeeland
D
premier rustig tijdens aardbeving

Slide 29 - Quizvraag

ROBOT-OBERS IN ZEEUWS RESTAURANT
Inleiding
Een Zeeuws restaurant heeft twee wel heel bijzondere obers aangenomen. Over een tijdje zullen twee robots daar de bestellingen rondbrengen. En die hoeven géén afstand te houden.
Tussenkopjes:     
  • Drankjes op afstand
  • Zonder morsen



Slide 30 - Tekstslide

wat is het onderwerp van deze tekst?
A
robot-obers
B
Zeeuws-restaurant
C
robot-obers in coronatijd
D
drankjes op afstand

Slide 31 - Quizvraag

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is in 1 zin waar de hele tekst overgaat. 

Je leest de tekst, je legt het even weg en bedenkt dan:
Wat wil de schrijver mij met  deze tekst vertellen? 

Slide 32 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is altijd één complete zin. 
  • Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
  • Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!
  • Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen dus heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben! 

Slide 33 - Tekstslide

filmpje om thuis te kijken:
 https://www.youtube.com/watch?v=0ErUr9hEzTw

Slide 35 - Tekstslide

Er zijn twee antwoorden goed.
Een inleiding...
A
bestaat altijd uit 1 alinea
B
Kan uit meer alinea's bestaan.
C
Vertelt uitgebreid waar de tekst over gaat.
D
trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp.

Slide 36 - Quizvraag

Inleiding
kern/
middenstuk
slot
geeft uitleg over het onderwerp in deelonderwerpen.
vat tekst kort samen. 
introduceert het onderwerp

Slide 37 - Sleepvraag

Werkwoordspelling

Slide 38 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Ik, ....jij?                            Ik vorm
Hij/zij/het                        Ik vorm + t
Wij/zij                                Hele werkwoord

Ikvorm is dus heel belangrijk. Ook straks voor de verleden tijd!

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeld: werkwoord "vinden"
Ik, ........jij?               Ik vind, vind jij?
Hij/zij/jij/ het              Hij vindt, zij vindt,  jij vindt, het vindt
Wij/zij                       Wij vinden , zij vinden

Slide 40 - Tekstslide

Nu jij:
Wat is de hijvorm tt van branden?
(tip: Schrijf altijd eerst de ikvorm op)

Slide 41 - Open vraag

Kortom:
Schrijf altijd eerst de ikvorm goed op, dan is de hijvorm een makkie! 
Hijvorm: Ikvorm+ t
Extra uitleg? Klik op de link:
Let op bij het filmpje: De stam is niet altijd gelijk aan de ikvorm. Soms moet je de ikvorm nog aanpassen, daarom gebruiken wij gewoon de ikvorm. 

Slide 42 - Tekstslide

Huiswerk:
  1. Maak de tussentoets in google forms. 
  2. Maak de 10 zinnen van werkwoordspelling.
  3. Lever het voor vrijdag in in Classroom. 


Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide