1MH - H9 Les 4: Symmetrie in vlakke figuren

Symmetrie in vlakke figuren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Symmetrie in vlakke figuren

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
Voor deze les heb je je boek en je werkboek nodig.
Zorg dus dat je deze bij de hand hebt, net als je schrift.
Ook handig: leg een scherp potlood en een liniaal of geodriehoek klaar.

Slide 2 - Tekstslide

Draaisymmetrie in vlakke figuren
Heb je alles?
Maak dan eerst opgave 58 (blz 189) in je werkboek.
Kijk de opgave goed na en verbeter zonodig.

Slide 3 - Tekstslide

Driehoeken

Slide 4 - Tekstslide

Soorten driehoeken
Driehoeken kunnen we indelen naar de lengte van de zijden.
We onderscheiden 3 soorten:
  1. Een ongelijkzijdige (of: normale) driehoek: de 3 zijden zijn verschillend
  2. Een gelijkbenige driehoek: 2 zijden zijn gelijk
  3. Een gelijkzijdige driehoek: alle zijden zijn gelijk

Opdracht 1: Teken van elke soort een voorbeeld en zet tekens bij gelijke hoeken en gelijke zijden.


Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
Opdracht 1: 
Teken van elke soort driehoek een voorbeeld, schrijf de naam eronder en zet tekens bij gelijke hoeken en gelijke zijden.

Slide 6 - Tekstslide

Gelijkbenige rechthoekige driehoek
De bekendste gelijkbenige rechthoekige driehoek is je geodriehoek. Deze driehoek heeft een rechte hoek en twee gelijke zijden. 

Maken:
Opgave 61 (blz. 190). Als je klaar bent zet je tekens in gelijke hoeken en op gelijke zijden van de twee driehoeken die zijn ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

Vierhoeken

Slide 8 - Tekstslide

Vierhoeken
Van de vierhoeken ken je de rechthoek en het vierkant al. 
Daar komen nu de parallellogram en de ruit bij.

Op bladzijde 191 kun je van alles lezen over een parallellogram (dat schrijf je met 4 ll'en) en op bladzijde 192 maak je kennis met de ruit.

Lees de theorie aandachtig door, voor je aan de volgende opdracht begint.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
Opdracht 2:
Teken de volgende vier vierhoeken: rechthoek, vierkant, ruit en parallellogram.
Zet de juiste naam onder de figuren.
Teken in elke figuur de diagonalen.
Geef in elke figuur met tekens de gelijke zijden en gelijke hoeken aan. Zet bij rechte hoeken het rechte hoektekentje. Let op: bij vier rechte hoeken zet je maar in één van de hoeken een rechte hoek tekentje.

Slide 10 - Tekstslide

Een ruit tekenen
Als je een figuur moet tekenen, volg dan deze stappen:
  1. Maak eerst een schets. Zet in de schets de maten uit de opgave.
  2. Begin altijd met een horizontale lijn. Teken deze netjes op de roosterlijnen.
  3. Maak dan de figuur af.

Maak opgave 69 a) op bladzijde 193 van je boek.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3
Het verwaande vierkantje
Laatst kwam ik een heel erg verwaand vierkantje tegen. Echt zo nuffig, niet gezond. Ze beweerde dat zij het mooiste figuurtje had dat je kon bedenken. Zij was namelijk niet alleen vierkantje, nee, je mocht haar ook rustig een parallellogram noemen. Haar overstaande zijden waren toch even lang nietwaar? Maar ook de titel rechthoek kwam haar toe, pochtte ze. Had zij vier rechte hoeken of niet? En een ruit? Dat was zij ook, met haar vier evenlange zijden. Wat een opschepster! Toch?  


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 3 (vervolg)
Opdracht 3:
Heeft het vierkantje gelijk? Is een vierkant ook een parallellogram? En een rechthoek? En is een vierkant ook een ruit? 
Leg je antwoord duidelijk uit. Gebruik de eigenschappen van de vlakke figuren die je deze les geleerd hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Inleveren
Maak foto's van de drie opgaven: 58, 61 en 69a) uit je boek en de drie opdrachten uit deze LessonUp-les.
Lever de foto's in via de chat in Teams.

Succes en ...

Slide 14 - Tekstslide