Formuleren 2: verwijswoorden

Welkom
Ga zitten, pak je boek.  
Ik liep naar de computerruimte, naar waar de telefoon stond. 
                                                    Nederlands havo 4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga zitten, pak je boek.  
Ik liep naar de computerruimte, naar waar de telefoon stond. 
                                                    Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren
  • Ik kan dubbelopfouten herkennen
  • Ik ken de regels van verwijswoorden. 
  • Ik kan verwijswoorden correct gebruiken. 


Slide 2 - Tekstslide

Ik heb toestemming van de directeur van het verzorgingshuis om mijn oma volgende week te mogen bezoeken.
A
Contaminatie
B
Correct
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 3 - Quizvraag

1. Deze trendviewer heeft vroeger vaak rake voorspellingen gedaan, maar kennelijk zat hij er bij het voorspellen van de nieuwste woningtrends klaarblijkelijk behoorlijk naast.
2. Veel ouders verbieden hun studerende kinderen om naast hun studiefinanciëring geen lening af te sluiten bij commerciële banken, want die vragen een veel hogere rente.
3. De voorzitter van de mr stelde als eis dat de directie alle stukken voor de vergadering minimaal één week van tevoren moest aanleveren.
Contaminatie
Dubbele ontkenning
Onjuiste herhaling
Pleonasme
Tautologie

Slide 4 - Sleepvraag

Nakijken Formuleren P2, opdr. 3
  1. gratis ... geschenk = pleonasme
  2. verboden ... geen = dubbele ontkenning
  3. op ... op = onjuiste herhaling
  4. een handje bijdragen aan = contaminatie
  5. met onmiddellijke ingang op staande voet = tautologie
  6. correct
  7. kan ... mogelijke = pleonasme
  8. zich ... beseffen = contaminatie


Slide 5 - Tekstslide

Formuleren P2: Fouten met verwijswoorden

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden
De-woorden: die/deze 
mannelijk (concreet): hij/hem/zijn
vrouwelijk (abstract): -heid-, -teit-, -nis, -schap, -de, -te, -ei, -ing, -ie, -iek, -ica, -theek, -tuur, -ine, -age, -is, -uur, -st) 
ze (dingen)/zij/haar

Het-woorden: onzijdig dat/dit/het/hem/zijn

Slide 7 - Tekstslide

Dus:
Mannen: vastpakken
Vrouwen: ongrijpbaar

Het: onzijdig

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Oefenen
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in: hij, zij, ze, het, hem of haar
  1. Als de politie eens wat kordater zou optreden, kreeg ... niet zoveel kritiek.
  2. Omdat niemand zich aan dit verbod houdt, schaft de schoolleiding .. af.
  3. Wanneer heeft de Stichting Kringloop Zwolle ... verstiging aan de Veerallee geopend?

Slide 10 - Tekstslide

Verwijswoorden
hen: lv of na vz
Ik stuur hen door naar de volgende ronde. (wie/wat stuur ik?)
Ik geef het aan hen door. (kast- en vakantiewoorden)

hun: bez. vnw of mv
Ik geef hun door dat je wat later bent. (aan wie/voor wie geef ik door?) 
Dat zijn hun spullen. (direct voor zn, is van die personen)
Deze spullen zijn van hen. (na voorzetsel en niet direct voor zn)

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen
Opdr. 3

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Verwijswoorden
wat (i.p.v. dat)
1. na overtreffende trap - dit is het mooiste wat ik ooit las.
2. hele zin: ik ga vanmiddag zwemmen, wat ik heel leuk vind.
3. bij onbepaald vnw: er is niets wat ik niet kan leren.

wie of waar
wie + voorzetsel: personen  Hij is degene op wie ik het meest vertrouw.
waar + voorzetsel: dingen/dieren   Dat een plus een twee is, is iets waarop je kan vertrouwen.

Slide 14 - Tekstslide

Verwijswoorden
Let op! Antecedent

Bepaald waarnaar het woord verwijst en kies dan het juiste verwijswoord.


De commissie van gekke mensen verkoopt haar clubhuis.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
  • H7 P2: maak opdracht 4 t/m 8.

Klaar? 
  • Maak evt. opdr. 1-3 of een samenvatting
  • Boek uitlezen mag ook.
  • Review afmaken
timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
  • H7 P2 4 t/m 8 af + nagekeken
  • reviews meenemen (op laptop)

Slide 17 - Tekstslide