In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Module-inzicht: Je kunt overal beter in worden.
Lesinzicht: Je kunt beter worden in onthouden door te associëren en visualiseren.
Benodigdheden: Voor deze module hebben de studenten 2 lege blaadjes nodig.
Relevante pagina's uit het Slim Jezelf Zijn-boek: p. 32-33
Extra informatie
Deze les gaat over de wondere wereld van het geheugen. De techniek die in deze les wordt aangeboden is het visualiseren van informatie. Deze techniek is met weinig oefening al toe te passen, maar met veel oefening wordt het een ware superkracht. Daarom is het een mooie manier om leerlingen te laten ervaren dat leren iets is waar je beter in kunt worden.
Ga lekker zitten, maak een naambordje
ENNN
Zoek iets op wat in volgorde moet/kan/wilt onthouden (Min. 10 dingen).
VB: De laatste 10 ministers van landbouw
VB: De 10 stappen van bodembewerking voor .....
Welkom
Slide 2 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de studenten de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de studenten het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de studenten bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Wat studeer je?
Wat is je rijtje?
Voorstellen
Slide 3 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de studenten de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de studenten het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de studenten bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 4 - Tekstslide
Extra informatie
De check is er om de huidige aanpak van de studenten te ontdekken. Het kan een vraag, opdracht of test zijn en er zijn geen goede of foute antwoorden. Het is puur om te ontdekken welke strategieën of technieken de studenten nu gebruiken.
Op pagina 9 van het Slim Jezelf Zijn-boek staat een voorbeeld van de check.
Er verschijnen zo na elkaar 10 woordparen in beeld (zoals trui - fiets)
Onthoud welke woorden bij elkaar horen (zonder ze op te schrijven)
De woordparentest
Slide 5 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de studenten de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de studenten het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de studenten bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 6 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Pak je pen en papier
Schrijf het woord op dat hoort bij het woord dat ik opnoem
Hoeveel heb je onthouden?
Slide 7 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de studenten de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de studenten het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de studenten bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 8 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Kijk je antwoorden na
6. Papierlade - Koffiepad
7. Gladiator - Marsmannetje
8. Verfkwast - Mama
9. Pen - Bierglas
10. Water - Klokkenspel
1. Beer - T-shirt
2. Tuinhekje - Shampoo
3. Koffie - Gordijn
4. Afrika - Kussensloop
5. Boekenkast - Kaasschaaf
Slide 9 - Tekstslide
Laat de studenten hun antwoorden nakijken.
Welke strategie heb je gebruikt om de woorden te onthouden?
Slide 10 - Woordweb
Laat de studenten de vraag beantwoorden.
Vraag door op een aantal verschillende 'technieken' en hoe dit voor de studenten werkte.
Extra informatie
Studenten zijn zich vaak niet bewust van het feit dat ze een strategie of techniek toepassen als ze onthouden. Hun huidige aanpak is zo'n sterke gewoonte geworden dat ze zich niet meer bewust zijn van de andere opties die ze hebben om iets te onthouden. Door hierover met de studenten in gesprek te gaan worden ze zich bewust van het feit dat er meer mogelijk is dan ze nu denken en dat andere studenten andere (misschien wel betere) strategieën gebruiken. Voor meer onthoudtechnieken raden we Joshua Foer's boek 'Het Geheugenpaleis' aan als naslagwerk.
Slide 11 - Tekstslide
Extra informatie
Tijdens het ervaren krijgen studenten wetenschappelijke theorie en slimme leertips uitgelegd waar ze vervolgens mee aan de slag gaan. Het doel is dat ze ontdekken hoe de aangeboden kennis, technieken en/of strategieën voor hen werken. Hierin is het belangrijk dat de studenten het zelf gaan ervaren. Alleen dan kunnen ze kiezen wat ze hier verder mee willen doen. Voor meer informatie, zie p. 12 en 13 van het Slim Jezelf Zijn-boek.
Associëren...
... is het aan elkaar koppelen van informatie.
Dit kunnen je hersenen ontzettend goed. Hoe meer associaties je bij iets maakt, hoe makkelijker je het onthoudt. Ezelsbruggetjes zijn hier een goed voorbeeld van.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit wat associëren inhoudt aan de hand van de tekst op de slide.
Vraag eventueel aan een aantal studenten of ze een voorbeeld van een associatie kunnen geven.
Extra informatie:
De hersenen leggen van nature allemaal verbindingen tussen informatie. Dit kan gaan om feitelijke kennis maar ook over emoties of zintuigelijke waarnemingen zoals beelden, geuren en geluiden. Hoe meer informatie er aan iets is gekoppeld hoe "belangrijker" het als het ware is voor je brein, waardoor je het makkelijker onthoudt. Door meer associaties te maken vergroot je de kans om informatie van je kortetermijngeheugen naar je langetermijngeheugen over te brengen.
Een voorbeeld van een associatie is dat je het strand bijvoorbeeld associeert met vakantie, zon, meeuwen en de zoute smaak van de zee.
Ter verduidelijking zou je de volgende metafoor kunnen gebruiken: als je een ruimte in wil met maar 1 deur, en die deur zit een beetje verstopt, is het veel moeilijker om die ruimte in te komen dan als er meerdere deuren naar dezelfde ruimte toe gaan.
Visualiseren
Het bedenken van een beeld is een sterke manier van associëren. Je hersenen zijn namelijk ontzettend goed in het bedenken en onthouden van plaatjes. Denk maar eens niet aan een roze olifant...
Slide 13 - Tekstslide
Leg uit wat visualiseren inhoudt, aan de hand van de tekst op de slide.
Wie zag er allemaal toch een roze olifant? Of een ander soort olifant?
Vraag eventueel de studenten om aan andere voorwerpen (bijvoorbeeld gereedschapskist, hangmat, bureau) te denken en vraag of/wat ze voor zich zien.
Extra informatie
Veel zullen ondanks het woordje 'niet' toch een roze olifant voor zich zien. Dit laat zien hoe sterk het denken in beelden is, dat gaat veel sneller dan het verwerken van woorden. Hier kan je dan ook slim gebruik van maken om dingen makkelijker te onthouden.
Denken in plaatjes
We kunnen heel veel informatie opslaan door te denken in plaatjes. Als je twee woorden samen wilt onthouden, kan dat door de woorden samen in één beeld voor je te zien.
Slide 14 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Hoe opvallender hoe beter
Hoe opvallender het beeld, hoe makkelijker je het onthoudt. Maak het plaatje daarom groot, grappig, sexy of bizar!
Slide 15 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Leg uit dat een beeld groots, bizar, grappig of sexy maken goed werkt omdat je het plaatje dan aansprekend maakt op een manier waarop we biologisch aangelegd zijn om het goed te onthouden.
Een visualisatie maken bij een voorwerp is nog best makkelijk. Probeer het eens met de volgende onderwerpen:
Je eigen achternaam
Criminaliteit
Een dilemma
Energie
timer
1:00
Next level!
Slide 16 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
De studenten hebben hiervoor weer een leeg blaadje nodig.
Test 2
Pas het bedenken van plaatjes nu toe op
woordparentest 2. Er komen dit keer 20 woordparen in beeld die je moet onthouden.
Slide 17 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
De studenten hebben hiervoor weer een leeg blaadje nodig.
Vier tips
Maak van de twee woorden één beeld in je hoofd.
Maak het beeld zo opvallend mogelijk.
Houd vast aan het eerste beeld dat in je opkomt.
Herhaal NIET.
Slide 18 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Slide 19 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Pak je pen en papier
Schrijf het woord op dat hoort bij het woord
dat ik opnoem
Hoeveel heb je onthouden?
Slide 20 - Tekstslide
Lees de instructie op de slide voor.
Leg alvast uit hoe het straks overhoord gaat worden
Extra informatie In het filmpje (op de volgende slide) komen één voor één 10 woordparen in beeld. Aan de studenten de taak om deze te onthouden. Vervolgens zal bij het tweede filmpje telkens één van de twee woorden worden getoond en moeten de studenten het andere woord opschrijven. Voorbeeld: het woordpaar is trui - fiets. Dan krijgen de studenten bij het tweede filmpje alleen het woord 'trui' te zien en moeten zij dus het woord 'fiets' opschrijven.
Slide 21 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Kijk je antwoorden na
1. TV- Kiezelsteen
2. Pianostemmer - Hamer
3. Brandtrap - Bloem
4. Schilderij - Bikini
5. Rupsband - Laptop
6. Thee - Industrieterrein
7. Speeltuin - Broek
8. Knop - Gordijn
9. Bedlinnen - E-mail
10. Surfplank - Oven
11. Douche - Schoenen
12. Barman - Schroef
13. Kapstok - Jojo
14. Lampenkap - Boer
15. Tafel - Klimop
16. Fietsenhok - Rook
17. Blaadje - Chips
18. Eiland - Gootsteen
19. Stereo - Poster
20. Mok - College
Slide 22 - Tekstslide
Laat de studenten hun antwoorden nakijken.
De Loci-methode
Luister naar het volgende verhaal.
Probeer je alles uit het verhaal
zo goed mogelijk voor te stellen.
Slide 23 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Start het audiofragment door erop te klikken.
Extra informatie De methode die hier gebruikt wordt, heet lichaamsloci. Hierbij visualiseer je onderdelen die je wilt onthouden op volgorde op plekken op je lichaam. Bijvoorbeeld een verhaal dat begint bij je tenen en eindigt bij je kruin.
Wat weet je nog?
Slide 24 - Tekstslide
Laat de studenten zelfstandig de opdracht maken op het werkblad.
Vraag daarna of er studenten zijn die weten wat ze hiermee hebben onthouden.
De Loci-methode is een manier om dingen op volgorde te onthouden
(loci = plaatsen in het Latijn).
De Loci-methode
Slide 25 - Tekstslide
Lees de tekst op de slide voor.
Vertel eventueel dat de Loci-methode toegeschreven wordt aan de Griekse dichter Simonides van Ceos in 477 voor Christus. De methode is dus behoorlijk oud ;).
Volgorde van de planeten
Zon
Mercurius
Venus
Aarde
Mars
Jupiter
Saturnus
Uranus
Neptunus
Slide 26 - Tekstslide
Vraag telkens of een student het volgende antwoord wil geven. Wanneer een student het goede antwoord heeft gegeven, kan je verder klikken om het antwoord in beeld te laten verschijnen.
Waar zou je deze techniek nog meer op toe kunnen passen?
Slide 27 - Open vraag
Laat de studenten de vraag beantwoorden.
Zelf loci maken
Slide 28 - Tekstslide
Vraag telkens of een student het volgende antwoord wil geven. Wanneer een student het goede antwoord heeft gegeven, kan je verder klikken om het antwoord in beeld te laten verschijnen.
Slide 29 - Tekstslide
Extra informatie
'Mijn experiment' is de laatste stap van het proces. Bij de check is de huidige aanpak duidelijk geworden. Bij het ervaren zijn ze aan de slag gegaan met een andere manier van leren. Nu is het tijd voor de studenten om te bedenken wat ze hiervan mee willen nemen om uit te proberen, verder mee te oefenen of een nieuwe, waardevolle gewoonte van te maken. Het helpt om dit plannetje zo concreet mogelijk te maken. Dat zorgt ervoor dat het makkelijker wordt om het experiment ook daadwerkelijk uit te voeren.
Wij geven steeds drie voorbeelden van passende experimenten, maar het is belangrijk dat studenten ook de ruimte voelen om zelf iets te kiezen, mits het concreet is.
ij geven steeds drie voorbeelden van passende experimenten, maar het is belangrijk dat studenten ook de ruimte voelen om zelf iets te kiezen, mits het concreet is.