Taal quiz thema 1

Taalquiz!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalquiz!

Slide 1 - Tekstslide

Bedenk een teamnaam
Let op:
  • Het moet een zoogdier zijn. 
  • Er moet een lidwoord voor staan. 


Schrijf het op het gekleurde naambordje. 
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Sinterklaas, klompen, christelijk geloof, grachtenpanden, stroopwafels en Nederlandse taal.

Al deze woorden zeggen wat over:
timer
0:30
A
Traditioneel
B
Tegenstellingen
C
Cultuur
D
Allochtonen

Slide 3 - Quizvraag

Vijanden en vrienden.
Traditioneel en vooruitstrevend.
Bekend en onbekend.

Dit zijn:
timer
0:30
A
Tegenstellingen
B
Overeenkomsten
C
Persoonsvormen
D
Tegenstanders

Slide 4 - Quizvraag

A. voor een opsomming staat altijd een dubbele punt.
B. een punt staat ook wel eens in het midden van de zin.
C. in een zin kunnen meerdere komma's staan.

Wat is waar???
timer
0:30
A
Zin A
B
Zin B
C
Zin C
D
Zin A en C

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Welke woorden met -ei zijn goed geschreven?


timer
0:30
A
reis
B
paleis
C
ik kreig
D
paradeis

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden met -ij zijn goed geschreven?

timer
0:30
A
aardbij
B
zijkant
C
schilderij
D
batterij

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Wij kregen Freek Vonk plaatjes bij de Albert Heijn."
timer
0:30
A
Wij
B
Freek Vonk
C
Kregen
D
Albert Heijn

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Het D1 team won met 12-0 en is nu kampioen!"
timer
0:30
A
is
B
kampioen
C
D1 team
D
won

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Morgen ben ik eindelijk jarig"
timer
0:30
A
morgen
B
ben
C
jarig
D
eindelijk

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

"Heet de nieuwe leerling uit Assen, Tom?"
timer
0:30
A
Assen
B
leerling
C
nieuwe
D
heet

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Schrijf de stam op van deze 3 werkwoorden:

verven
schilderen
tuinieren

(2 punten extra voor juiste spelling) 
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Wat hoort op de ..... ?

"ik ........ deze taalquiz heel leuk"
timer
0:30
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vonden

Slide 16 - Quizvraag

Loop is de stam van het hele werkwoord < lopen > .

STA is de stam van welk hele werkwoord?
timer
0:30
A
staafmixer
B
stonden
C
staren
D
staan

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

tafel, muur, vogel, computer, nest, lamp, aarde, meisje.

Dit zijn:
timer
0:30
A
zelfstandige naamwoorden
B
lidwoorden
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn lidwoorden?
timer
0:30
A
bij
B
de
C
het
D
een

Slide 20 - Quizvraag

tussen, op, naast, onder, bij, van.

Dit zijn:
timer
0:30
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 21 - Quizvraag

leuke, hoge, kleinste, liefste, schattigste, stoerste, jonge, oudste, mooiste, coolste.

Dit zijn:
timer
0:30
A
stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
B
voorzetsels
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 22 - Quizvraag

katoenen, stenen, marmeren, ijzeren, houten, diamanten.

Dit zijn:
timer
0:30
A
stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
voorzetsels
D
werkwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Welk leesteken hoort tussen de [ ] ?

Kirsten houdt van sport. Ze doet het liefste [ ] hockey [ ] voetbal en skaten.
timer
0:45
A
: en :
B
, en ,
C
geen leestekens
D
: en ,

Slide 25 - Quizvraag

Wat staat er altijd aan het einde van de zin?
timer
0:30
A
punt
B
uitroepteken
C
vraagteken
D
alle antwoorden zijn juist.

Slide 26 - Quizvraag

Uitslag
Wie heeft de meeste punten en is de taalquiz kampioen??

Slide 27 - Tekstslide