MCAWIS lj 3m dt 1 les 8

Vandaag
Start van de les
Herhaling
Werktijd
Aftekenen
Afsluiting van de les
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Start van de les
Herhaling
Werktijd
Aftekenen
Afsluiting van de les

Slide 1 - Tekstslide

Lineair verband
Lineair verband:  gelijke toename of afname.
Formule: 
a = hellingsgetal
b = startgetal

Wanneer b = 0, dan gaat het lineaire verband door de oorsprong.
y=ax+b

Slide 2 - Tekstslide

Lineair verband
Tabel:
Startgetal bij x = 0 (onder het getal 0).
Hellingsgetal: toename of afname onderin de tabel bij één stap.

Slide 3 - Tekstslide

Lineair verband
Grafiek:
Hellingsgetal: toename of afname 
per stap  > verschil y : verschil x
Toename: positief getal
Afname: negatief getal

Startgetal: waarde op de y-as

Slide 4 - Tekstslide

Kwadratisch verband
Kwadratisch verband: formules met een kwadraat bij de letter.
Formule: 
In de formule kan er een waarde voor de        staan en kunnen er andere getallen  voorkomen.

een positief getal voor          dan is het een dalparabool  
een negatief getal voor         dan is het een bergparabool
y=x2
x2
x2
x2

Slide 5 - Tekstslide

Kwadratisch verband
Tabel:
In de tabel kun je zien dat antwoorden twee keer voor kunnen komen. 

Negatieve waarden voor x in de tabel, zet je in de formule tussen haakjes.

Slide 6 - Tekstslide

Kwadratisch verband
Grafiek:
De vorm van de grafiek is een 
parabool.
Het hoogste en/of laagste punt 
noem je de top, die zit altijd
precies in het midden.

Slide 7 - Tekstslide

Derdemachts verband
Formule:
In de formule staat bij de letter een derde macht.
bijvoorbeeld: y = 2x3 + 5x

Slide 8 - Tekstslide

Derdemachts verband
Tabel:
Waarden kunnen zich herhalen, maar tegenovergesteld.
Bijvoorbeeld: y = x3

Slide 9 - Tekstslide

Derdemachts formule
Grafiek

Let op! 
Ook bij derdemachtsformules
moet je negatieve getallen tussen
haakjes zetten in de formule!!

Slide 10 - Tekstslide

Wortelformule
De standaardformule is:  
Bij wortelformules kun je niet altijd alle waarden invullen:

Er mag geen negatieve waarde onder de wortel komen, dus je kunt voor x alleen getallen hoger dan -3 invullen.
y=x
y=2(x+3)

Slide 11 - Tekstslide

Wortelformule
Tabel:
De tabel herken je door de kommagetallen die er in voorkomen. 
Getallen die niet in de formule gebruikt kunnen worden, geven we aan met een streepje.
Bijv. y = √(x - 1)

Slide 12 - Tekstslide

Wortelformule
Grafiek:

Slide 13 - Tekstslide

Omgekeerd evenredig
Formule:

Er zijn drie formules die horen bij omgekeerd evenredig:


           de constante
xy=c
y=xc
x=yc
c=

Slide 14 - Tekstslide

Omgekeerd evenredig
Tabel:
De tabel van een omgekeerd evenredig verband herken je doordat de bovenste waarde x de onderste waarde steeds dezelfde uitkomst heeft.
xy=60
c=60
de constante is 60

Slide 15 - Tekstslide

Omgekeerd evenredig
Grafiek:

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 - Plaats en afstand

2-1 Aanzichten
2-2 Koers en koershoek
2-3 Plaatsbepalen   

Slide 17 - Tekstslide

Koers bepalen
Hoe kom ik van A naar B wanneer ik met een vliegtuig of met een boot reis?
Er staan dan geen borden die de juiste richting aangeven.
Wel krijg je vóór vertrek gegevens over de koers die je moet aanhouden. De koers zegt iets over de richting die je moet volgen.

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan
1 - Teken op de plek waar je vandaan vertrekt een pijl naar het noorden.
2 - Verbind de plaats van vertrek en de plaats waar je naar toe gaat met een lijn.
3 - Leg de koershoekmeter met het midden precies op de plek van vertrek en de nul graden op de schaalverdeling precies op de lijn die naar het noorden wijst.
4 - Lees nu rechtsom (met de klok mee) op de schaal af waar de andere lijn op de schaal ligt.
5 - De hoek tussen deze twee lijnen noemen we de koershoek.

Slide 19 - Tekstslide

Koershoek bepalen
  1. Teken de noordpijl uit het beginpunt
  2. Teken de lijn tussen beginpunt en eindpunt
  3. Leg de 0 van je geo op het begin met met de liniaal precies over de noordpijl
  4. Meet de hoek tussen de noordpijl 
       en de lijn naar het eindpunt 
      (let op stomp (>90o) en scherp (<90o))

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Schaal
Een plattegrond is bijna nooit op ware grootte. Een stad wordt verkleind naar een kaart van ongeveer een vierkante meter. De schaal van de plattegrond vertelt iets over de verhouding met de werkelijkheid.
Schaal is alleen maar een verhouding
Sommige mensen denken dat "schaal" iets te maken heeft met centimeters, maar dat is onjuist. Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid.

Slide 22 - Tekstslide

Plattegronden met verschillende schalen
Een fietskaart met een schaal van 1:50.000
Iedere afstand op de kaart is in werkelijkheid 50.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 50.000 cm = 500 m = 0,5 km
2 cm op de kaart = 1 km

Een wegenkaart van Nederland met een schaal van 1:300.000
Iedere afstand op de kaart is in werkelijkheid 300.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 300.000 cm = 3000 m = 3 km

Slide 23 - Tekstslide

Verschillende schalen omrekenen
Schaal                             Op de kaart                 In werkelijkheid  

1 : 100.000                           1 cm                                    1 km

1 : 500.000                          1 cm                                    5 km
 
1 : 2.500.000                      1 cm                                    25 km

Slide 24 - Tekstslide

Plaatsbepalen in de ruimte
Om een plaats te bepalen van bijvoorbeeld een helikopter gebruiken we drie assen:
* x-as om de afstand te bepalen.
* y-as om de richting te bepalen.
* z-as om de hoogte te bepalen.

Slide 25 - Tekstslide

Drie coördinaten
Dit gebruiken we ook om in ruimtefiguren posities aan te geven.

Een coördinaat ziet er als volgt uit:
(x,y,z)

Slide 26 - Tekstslide

Lichaamsdiagonaal
Hoe berekenen we de lichaamsdiagonaal?

Verlengde stelling van Pythagoras:

a2+b2+c2=d2

Slide 27 - Tekstslide

Lichaamsdiagonaal
Hiernaast is een kubus ABCD.EFGH
Alle zijdes zijn 8 cm. Je gaat van A naar G, 
via de ribben. Mogelijke route:
AB (= a) naar BC (= b) naar CG (= c)
 
a2+b2+c2=d2
AB2+BC2+CG2=AG2
82+82+82=AG2
AG2=192
AG=19213,86

Slide 28 - Tekstslide

Hoe bereken je PG?




Slide 29 - Tekstslide

Werktijd
Maak de volgende opdrachten:
23 / 24 / 25 / 26 / 29 / 31 / 33

Opfrissen?
V4-abc / V-7

VERGEET NIET AF TE TEKENEN!

Slide 30 - Tekstslide