Thema 5 De kleding dag 1+2

Thema 5

De kleding

dag 1 + 2

Het is warm. Ik draag morgen een ........ naar school.

1. jurk
2. zwembroek
3. een korte broek
4. das

Als ik ga sporten, doe ik een ...... aan.

1. joggingbroek
2. badpak
3. spijkerbroek
4. rok

Deze broek heeft geen knopen, maar een

Wacht even. De ....... van mijn schoen is los.

Voordat ik ga douchen, ga ik mijn kleren

1. kopen.
2. aantrekken.
3. uittrekken.
4. sporten.

Ondergoed draag je ...... je kleren

1. onder
2. boven
3. in
4. met

Sokken koop je altijd per ...... (2 stuks).

De jas hangt ...... de kapstok.

1. in
2. boven
3. van
4. aan

Deze blouse staat leuk met

1. de rok.
2. de jurk.
3. de slippers.
4. de broek.

De man is nat van de regen.
Hij .......

1. trekt zijn kleren aan.
2. aantrekt zijn kleren.
3. trekt zijn kleren uit.
4. uittrekt zijn kleren.

Vul de goede kleur in.
Dit is een ...... muts.

Vul de goede kleur in.
Dit is een ....... t-shirt.

Ik heb thuis verschillende kleuren

1. panties.
2. pantie's.
3. pantys.
4. panty's.

Het is warm. Doe het raam ........

Je gaat je broek wassen. De zakken moeten ........ zijn.

1. klein
2. open
3. leeg
4. los

Als het koud is, draag je om je nek een ........

Je loopt niet in huis, als je schoenen .......... zijn.

1. vuil
2. open
3. los
4. warm