5.1 Industrie en samenleving

Planning
Herhalen
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Video
  • Huiswerk volgende les
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
Herhalen
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Video
  • Huiswerk volgende les

Slide 1 - Tekstslide

5. Burgers en stoommachines
5.1 Industrie en samenleving

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Burgers en Stoommachines
tijdvak: tijd van burgers en stoommachines
periode: moderne tijd
jaartallen: 1800-1900

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
  • wat in de 19e eeuw veranderde in het leven van mensen

  • waardoor de productie toenam

  • wat vanaf 1870 veranderde in de industrie 

    Slide 4 - Tekstslide

    Wat zie je hier?

    Slide 5 - Tekstslide

    Waar zou dit over gaan?

    Slide 6 - Tekstslide

    Liverpool 18e eeuw
    Liverpool 19e eeuw
    Wat valt je op?

    Slide 7 - Tekstslide

    Stoommachine 
    Stoommachine van James Watt
    Begin van de industriële revolutie.

    Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Video

    Industriële samenleving
    • 50% werkte in fabrieken (lange werkdagen en weinig loon).
    • Nog maar 10% in de landbouwsector.
    • Tijd van Burgers en Stoommachines 1800-1900.

    Slide 10 - Tekstslide

    Begin van de IR
    • De uitvinding van de stoommachine= begin industriële revolutie
    • IR begon in Engeland 
    • Handwerk >>> machines >>> meer mensen in de industrie 
    • Mensen verhuizen naar de steden: verstedelijking 



    Slide 11 - Tekstslide

    Begin Industriële Revolutie
    • Verbeteringen in de landbouw -> Bevolking groeide fors -> Grotere vraag naar o.a. kleding -> Begin Industriële Revolutie.
    • De eerste machines werkten op water (onbetrouwbaar)
    • Stoom werkte veel beter!

    Slide 12 - Tekstslide

    van handelskapitalisme

    naar industrieel kapitalisme 

    Het onstaan van industrieel kapitalisme

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
    A
    Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
    B
    Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
    C
    Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
    D
    Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

    Slide 14 - Quizvraag

    De industriële revolutie was in de
    A
    18e eeuw
    B
    19e eeuw
    C
    20e eeuw
    D
    21e eeuw

    Slide 15 - Quizvraag

    De industriële revolutie is .....
    A
    een gebeurtenis
    B
    een persoon
    C
    een verschijnsel
    D
    een ontwikkeling

    Slide 16 - Quizvraag


    industriële revolutie: 
    A
    Industriële revolutie: proces van machines naar handwerk, ontstond in Frankrijk rond 1800
    B
    Industriële revolutie: proces van handwerk naar machines, ontstond in Groot-Brittannie rond 1800
    C
    Industriële revolutie: proces van handwerk naar machine, ontstond in Frankrijk rond 1800
    D
    Industriële revolutie: proces van machines naar handwerk, ontstond in Groot-Brittannië rond 1800

    Slide 17 - Quizvraag

    De industriële revolutie
    A
    had grote gevolgen voor de hele samenleving
    B
    bleef beperkt tot de steden
    C
    waren veranderingen in productiemethoden
    D
    had vooral betrekking op industriearbeiders

    Slide 18 - Quizvraag

    Wat is de Industriële Revolutie?
    A
    De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
    B
    De trek van het platteland naar de stad
    C
    De overgang van werken met de hand naar werken met machines
    D
    Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

    Slide 19 - Quizvraag

    Als gevolg van de industriële revolutie ....
    A
    Daalde het bevolkingsaantal
    B
    Groeide het bevolkingsaantal
    C
    Groeide de bevolking op het platteland
    D
    Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

    Slide 20 - Quizvraag

    Voor de Industriële Revolutie....
    A
    leefde 90% van de bevolking in de stad.
    B
    was de verhouding platteland-stad 50-50.
    C
    leefde 90% van de bevolking op het platteland.
    D
    weten wij niet hoe de verhoudingen waren.

    Slide 21 - Quizvraag

    Hoort bij de industriële revolutie
    Hoort niet bij de industriële revolutie

    Slide 22 - Sleepvraag

    Voor de industriële revolutie
    Na de Industriële Revolutie
    auto
    fiets
    boot
    paard 
    vliegtuig
    tram
    koets
    wandelen

    Slide 23 - Sleepvraag

    In welk land begon de industriële revolutie?
    Begin
    Begin van de industriële revolutie

    Slide 24 - Sleepvraag

    Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
    Industriële revolutie
    vóór de industriële revolutie
    fabrieken
    huisnijverheid
    landbouw
    stoommachine
    slechte werkomstandigheden
    stad
    platteland

    Slide 25 - Sleepvraag

    Huiswerk volgende les
    Doorlezen H.5.2

    Slide 26 - Tekstslide