TopTaal A0A1 22 juni

Wat gaan we doen?


- Eten op de markt
- pluraal: -en en -s
- Vervoeging van verba 


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?


- Eten op de markt
- pluraal: -en en -s
- Vervoeging van verba 


Slide 1 - Tekstslide

Wat is dit?
A
de aardbei
B
de kauwgom
C
de pruim
D
het muntje

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn dit?
A
de preien
B
de aardbeien
C
de gebakjes
D
de mandarijnen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de snoepjes
B
het varkensgebraad
C
de bonen
D
het gehakt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de witte kool
B
de ananas
C
het ananas
D
de kiwi's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is dit?
A
het rozijnenbrood
B
het stokbrood
C
het gebakje
D
de spinazie

Slide 6 - Quizvraag

wat is dit?
A
het geitenvlees
B
de geitenkaas
C
de zalm
D
het varkensvlees

Slide 7 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de witte kool
B
de yoghurt
C
het witloof
D
de rode kool

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn dit?
A
de perziken
B
de kiwi's
C
de appels
D
de meloenen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de hamburger
B
de kabeljauw
C
de komkommer
D
de lamskotelet

Slide 10 - Quizvraag

Wat is dit?
A
de pompelmoes
B
de champignon
C
de kip
D
de garnalen

Slide 11 - Quizvraag



singular - pluraal

-en en -s

Slide 12 - Tekstslide


De worst                          -  de worsten
De pruim                         - de pruimen
De kool                            - de kolen
De mandarijn                - de mandarijnen

Slide 13 - Tekstslide

Maar.....................

De komkommer          - de komkommers
De wortel                        - de wortels
De sinaasappel              - de sinaasappels



Slide 14 - Tekstslide

Regel
Substantief eindigt op 
-e, -en, -el, -em  of -er,

--> pluraal + s

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:

een molen - molens
een keuken - keukens
een veulen - veulens 
een ezel - ezels
een lepel - lepels
een kamer - kamers
een kleuter - kleuters


Slide 16 - Tekstslide

schrijf het meervoud van
de kers

Slide 17 - Open vraag

schrijf het meervoud van
het boontje

Slide 18 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de asperge

Slide 19 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de witte kool

Slide 20 - Open vraag

schrijf het meervoud van
het gebakje

Slide 21 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de spruit

Slide 22 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de meloen

Slide 23 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de ananas

Slide 24 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de hamburger

Slide 25 - Open vraag

schrijf het meervoud van
de garnaal

Slide 26 - Open vraag

schrijf het meervoud van
het stokbrood

Slide 27 - Open vraag


verba:

presens

Slide 28 - Tekstslide

Jij ................. een brood.
(kopen)

Slide 29 - Open vraag

..................... jij morgen jarig?
(zijn)

Slide 30 - Open vraag

Petrov ..................... naar de markt.
(gaan)

Slide 31 - Open vraag

Ik ........................ naar de supermarkt.
(lopen)

Slide 32 - Open vraag

................ jij de afwas?
(doen)

Slide 33 - Open vraag

Marlies ........................ een mooie jas. (heeft)

Slide 34 - Open vraag

..................... jij de weg aan die meneer?
(vragen)

Slide 35 - Open vraag

Arnold ...................... een nieuw boek.
(schrijven)

Slide 36 - Open vraag

Monica ...................... spannende verhalen.
(vertellen)

Slide 37 - Open vraag

..................... Katarina Nederlands?
(leren)

Slide 38 - Open vraag

Ik .................. op mijn vriendin.
(wachten)

Slide 39 - Open vraag

Voornaamwoorden

Ik heb een boek.................... Het boek is van mij
Jij hebt een boek.................. Het boek is van jou
U heeft een boek ................. Het boek is van u
Hij heeft een boek ................ Het boek is van hem
Zij heeft een boek .................. Het boek is van haar
Wij hebben een boek .............. Het boek is van ons
jullie hebben een boek ............ Het boek is van jullie
Zij hebben een boek ................. het boek is van hun

Slide 40 - Tekstslide