In Amerika werden de slaven op een
markt verkocht aan plantage-eigenaren. De meesten gingen aan het werk op het land. Anderen kregen een huishoudelijke taak of werk als
ambachtsman. Vond een eigenaar dat er niet hard genoeg gewerkt werd, dan werd er
wreed gestraft.
Slaven verzetten zich door langzaam te werken, gereedschap te vernielen of door weg te lopen. Sommigen slaagden erin om uit handen te blijven van de plantage-eigenaren. Sommigen leefden eeuwenlang in de bossen, waar ze de Afrikaanse tradities levend hielden.