Les 5

Criminaliteit
§5 - Het strafrecht
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
§5 - Het strafrecht

Slide 1 - Tekstslide

Even oefenen uit de vorige lessen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van de rationele-keuze theorie?
A
Een misdrijf wordt gepleegd naar aanleiding van een rationele keuze.
B
Gebrek aan maatschappelijke bindingen
C
Crimineel gedrag bij jongeren gebeurt vaak onder groepsdruk.
D
Gebrek aan maatschappelijk succes

Slide 3 - Quizvraag

Welke theorie stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd in contact met mensen uit de eigen omgeving?
A
Bindingstheorie
B
Anomietheorie
C
Aangeleerd gedragstheorie
D
Rationele-keuze theorie

Slide 4 - Quizvraag

Welke maatschappelijke factor kan leiden tot crimineel gedrag?
A
Sociale vaardigheden
B
Foute vrienden/ groepsdruk
C
Gezin
D
Anonieme samenleving (weinig sociale controle)

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn beschermende factoren die crimineel gedrag kunnen verminderen?
A
Relatie
B
Werk en onderwijs
C
Gezin
D
Sociale vaardigheden

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn enkele individuele oorzaken van criminaliteit?
A
Psychische problemen/gedragsproblemen
B
Onveilige opvoeding / thuissituatie
C
Alcohol en drugsgebruik
D
Foute vrienden/ groepsdruk

Slide 7 - Quizvraag

Wat heeft de media voor invloed op ons beeld van criminaliteit?
A
Berichtgeving kan een onveilig gevoel veroorzaken
B
Het geeft een realistisch beeld
C
Het vermindert de normvervaging
D
Het bepaalt de straffen voor criminelen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een reden waarom policiestatistieken niet compleet zijn?
A
Aangiftebereidheid verschilt per misdrijf
B
Selectieve opsporing door de politie
C
Zichtbare criminaliteit komt minder vaak voor
D
Alle delicten worden ontdekt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voordeel van het meten van criminaliteit via slachtofferenquêtes?
A
Aanwijsbare slachtoffers worden altijd gemeten
B
Niet-aangegeven misdrijven komen in de cijfers naar voren
C
Slachtoffers durven niet altijd de waarheid te spreken
D
Daders van zware misdrijven geven eerlijke antwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een nadeel van het meten van criminaliteit via daderenquêtes?
A
Personen geven mogelijk niet altijd een eerlijk antwoord
B
Niet-ontdekte delicten worden bekend
C
Mensen durven niet altijd de waarheid te spreken
D
Fraudezaken worden bekend

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de immateriële gevolgen van criminaliteit?
A
Normvervaging
B
Angst en onveiligheid
C
Morele verontwaardiging
D
Bedreiging van de rechtsstaat

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van plaatsgebonden criminaliteit?
A
Moord
B
Prostitutie
C
Mishandeling
D
Doodslag

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een misdrijf?
A
Diefstal
B
Wildplassen
C
Verkoop van alcohol aan minderjarigen
D
Openbare dronkenschap

Slide 14 - Quizvraag

In welke wetboek staan geweldsmisdrijven?
A
Wet wapens en munitie
B
Wegenverkeerswet
C
Opiumwet
D
Wetboek van Strafrecht

Slide 15 - Quizvraag

Wat is criminaliteit?
A
Uitoefenen van vrijheid binnen de wet.
B
Geschreven regels over gedrag.
C
Door de wet strafbaar gesteld gedrag.
D
Ongeoorloofde handelingen in de samenleving.

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn normen?
A
Regels over hoe mensen zich ten opzichte van elkaar te horen gedragen.
B
Principes of uitgangspunten die mensen belangrijk vinden.
C
Geschreven regels over goed gedrag.
D
Onregelmatigheden in het gedrag van mensen.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Link

Planning
Les 1
  • 5.1 Uitgangspunten strafrecht

Les 2
  • 5.2 Rechten van een verdachte

Slide 19 - Tekstslide

5.1 Uitgangspunten strafrecht

Slide 20 - Tekstslide

Vrouw justitia
Romeinse godin symbool voor de rechtspraak: 
  
Staat voor het vonnis dat wordt uitgesproken.

Staat voor het afwegen van het bewijs.


Staat voor een eerlijk proces.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Strafrecht
Strafrecht = alle regels en wetten over het straffen van mensen die de wet hebben overtreden.
Aantekening voor het examen

Slide 23 - Tekstslide

Uitgangspunten van het strafrecht
  1. Je kan alleen worden gestraft voor iets wat volgens de wet strafbaar is.
  2. Er wordt rekening gehouden met de zwaarte van het delict.
  3. De rechter kijkt altijd naar de situatie waarin het delict plaatsvond. (bv: overmacht en noodweer)
  4. De rechter houdt rekening met de persoonlijke eigenschappen van de dader (bv: ontoerekeningsvatbaar)
  5. De rechter houdt rekening met de leeftijd van de verdachte. 
Aantekening voor het examen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Jeugdstrafrecht - I
  • Kinderen onder de 12 jaar zijn niet strafbaar; ouders zijn verantwoordelijk
  • Kinderen tussen 12-18 jaar vallen onder het jeugdstrafrecht. Welke straffen kan je krijgen?
  1. Waarschuwing ( = berisping)
  2. Geldboete van minimaal 5 euro en maximaal 500 euro
  3. Taakstraf bij Bureau Halt ( HALT = Het ALTernatief)
  4. Jeugddetentie ( = jeugdgevangenis, maximaal 6 maanden)

Kinderen kan je ook twee maatregelen opleggen:
  • Opvoedingsinstituut (“ kinder TBS”)
  • Ondertoezichtstelling: gezinsvoogd
  • PIJ-maatregel: voor jongeren met een lage ontwikkeling/ ziekelijke stoornis



Aantekening voor het examen

Slide 27 - Tekstslide

Jeugdstrafrecht - II
Jongeren tussen 16-23 jaar kunnen veroordeeld worden als minderjarige of als volwassenen.
Aantekening voor het examen

Slide 28 - Tekstslide

5.2 De rechten van een verdachte

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Rechten van een verdachte - I
  1. Verdachte = redelijk vermoeden dat je schuldig bent aan een strafbaar feit.
  2. Je hebt als verdachte het recht om te weten waar je verdacht van wordt.
  3. Je hebt recht op een advocaat.
  4. Een verdachte heeft het recht om te zwijgen tijdens een verhoor. Je bent wel verplicht om je identiteit mee vast te stellen.
  5. Politie mag je een beperkte tijd vasthouden (hangt af van het strafbare feit)
  6. Elke verdachte heeft recht op een eerlijk proces met een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
  7. Je hebt recht op rechtsbijstand (advocaat) en een tolk als je de taal niet machtig bent.
Aantekening voor het examen

Slide 32 - Tekstslide

Rechten van een verdachte - I
8. Je bent onschuldig totdat je schuldig wordt bevonden door de rechter.
9. Bij vrijspraak kan je niet nog een keer worden vervolgt voor hetzelfde delict.
10. Je kan na uitspraak van de rechter in hoger beroep gaan.
11. Misdrijven en overtredingen kunnen verjaren.
Aantekening voor het examen

Slide 33 - Tekstslide

maken
pak nu je boek en maak de volgende opdrachten

Daarna kijk je na via de ELO

Slide 34 - Tekstslide

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 35 - Tekstslide

Examenvraag  2021 - I
Opdracht
Examenvraag

Slide 36 - Tekstslide


Examenvraag
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 37 - Open vraag

Antwoord
Opdracht
Examenvraag

Slide 38 - Tekstslide