Maandag 9.01.23

Was machen wir heute?
  • Klassenarbeit- Wir wiederholen die Themen
  • Die DDR
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
  • Klassenarbeit- Wir wiederholen die Themen
  • Die DDR

Slide 1 - Tekstslide

Welches Wort suche ich? Wenn nötig der, die, das hinzufügen!
1.                          
2. 


3. 
NL - DU
DU - NL
1. naar de bioscoop gaan
2. toch, desondanks
3. het kampioenschap 
4. dromen
5. trotz zijn op
6. onbeslist
7. gevaarlijk 
8. regelmatig
9. leuk vinden
10. vechten
1. anstrengend 
2. der Schläger
3. brauchen
4. am Mittwoch
5. bleiben
6. lustig 
7. enttäuscht 
8. angeln
9. Das macht Spaß
10. anstrengend 

Slide 2 - Tekstslide

Klassenarbeit
Trabitour – Kapitel 4 Grammatica: · bezittelijk voornaamwoord · kloktijden · datum (rangtelwoord) Herhaling Grammatica: · vraagwoorden · telwoorden · haben, sein · modaal werkwoord * persoonlijk voornaamwoord Woorden & zinnen: · Wörterliste A, B, DF & G (Seite 140 & 141) · Plauderecke C & H (Seite 142) Landeskunde: Prüfungswoche 1
· Freizeit, Sport & Hobby in den DACH-Ländern
Taaltaak die DDR Je krijgt tijdes de PW week in je proefwerk een tekst over de DDR. De vragen bij deze tekst moet je beantwoorden. Deze leestekst is onderdeel van je proefwerk en telt mee in het cijfer van het proefwerk. De gemaakt opdrachten in periode 2 & de leestekst van de PW week komen in je mapje.

Slide 3 - Tekstslide

  1. Vertaal de onderstaande zinnen: 




  1. Ik rijd paard.
  2. Skiën is eenvoudig.
  3. De toeschouwer doet mee.
  4. De sporttas staat in het (im) zwembad.
  5. Jij zwemt  op maandag in de (im) vereniging 
  6. Ik en mijn team schaatsen regelmatig. 
  7. Op zondag en op zaterdag ga ik vissen. 
  8. Jullie gaan naar het bioscoop en dromen.  
  9. Bilde jetzt deinen eigenen Satz mit mindestens 5 Wörtern. Achte auf die Grammatik
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

  1. Vertaal de onderstaande zinnen: 




  1. Ich reite
  2. Ski fahren ist einfach 
  3. Der Zuschauer macht mit.
  4. Der Turnbeutel steht im Schwimmbad
  5. Du schwimmst am Montag im Verein
  6. Ich und meine Mannschaft laufen regelmäßig Schlittschuh 
  7. Am Sonntag und am Samstag gehe ich angeln
  8. Ihr geht ins Kino und träumt.

Slide 5 - Tekstslide

  1. Vertaal de onderstaande zinnen: 




  1. Ik kan op donderdag paard rijden.
  2. Hij mag niet wielrennen.
  3. Hij vindt zijn hobby leuk en hij speelt piano. 
  4. Jij moet zwemen en jij oefent regelmatig het drummen. 
  5.  Mijn Hobby heb ik nodig en wil ik mijn moeder niet teleurstellen. 

Slide 6 - Tekstslide

Übersetze die Sätze ins Deutsche
  1. Ich kann am Donnerstag reiten
  2.  Er darf nicht Rennrad fahren
  3. Er mag sein Hobby und spielt Klavier 
  4. Du sollst schwimmen und du übst regelmäßig Schlagzeug spielen
  5. Mein Hobby brauche ich und ich will meine Mutter nicht enttäuschen. 

Slide 7 - Tekstslide

Een dag uit het leven van de familie ...
Kies individueel een samenstelling van de familie ... 
Maak een lijstje met tijdstippen  van de dag waarop een of meer leden van het gezin iets doen. Je mag de namen van het gezin er bij zetten. 

Vertel elkaar wat er op elk tijdstip met de familieleden gebeurt of wat zij doen. Stel elkaar vragen waarin je meer uitleg vraagt. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Haben, sein, werden
1. Ich ___ in Österreich und fahre Ski.
2. ___ du schon in Österreich gewesen?
3. Er ___ das nicht machen. Und du ___ das machen?
4. Ich ___ diese Note erwartet (verwacht). Und du ___ du es erwartet?
5.Karl ___ mich nicht verraten. Du ___ mich auch nicht verraten, doch? 
6. Johan ___ diese Langspielplatte gekauft. ___ Maria sie auch gekauft?
7. Ich ___ nicht hingehen. Was ___ ihr tun/machen? 
8. Ich ___ noch nie in Berlin gewesen. ___ ihr mal dort gewesen? 

Slide 16 - Tekstslide

tun
reden
reisen
wünschen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Vervoeg door personen. Je schrijft dit in je schrift op:

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Kapitel 5 die DDR

Slide 19 - Tekstslide

Hausaufgaben
Für die Prüfung lernen

Slide 20 - Tekstslide