les 3: werkwoordspelling pv zwakke ww

Lesdoel
de regel van de persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
de regel van de persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen

Slide 1 - Tekstslide

Les 17 november 2020
boekpromoties (Isabella/Nouhailla)
toets bespreken
nakijken opdracht 1 en 3 blz 85
stukje uitleg
samen (klassikaal): opdracht 1 blz 136
zelf (individueel): 2 + 3

Slide 2 - Tekstslide

Boekpromoties

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

nakijken - opdr 1 (85)

Slide 5 - Tekstslide

nakijken - opdr 3 (85)
1 Mijn zus surft de hele avond rond op internet.
2 Vind jij het heel erg dat Hanne niet op jouw appjes reageert?
3 Een gazelle graast gemiddeld achttien uren per dag.
4 Joop verbaast zich over de onverschillige houding van zijn vriend, als hij een slecht cijfer voor Nederlands krijgt.
5 Fietst jouw broertje alleen in het donker naar huis?
6 Het spel van Ajax moet nog heel wat verbeteren.

Slide 6 - Tekstslide

Les 17 november 2020
stukje uitleg

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

soorten werkwoorden
sterke = klankveranderend = 
lopen-liepen/zitten-zaten/drinken-dronken/etc

zwakke = klank blijft hetzelfde =
werken/fietsen/praten/halen/branden/koken/etc

Slide 10 - Tekstslide

soorten werkwoorden
  • sterke = t.t.: zie schema / v.t.: uit je hoofd leren
  • zwakke = t.t. + v.t.: zie schema

Slide 11 - Tekstslide

huiswerk
maak opdracht 1 en 2 (blz 136/137)

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?
A
stam, stam+t, stam+en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
D
ge + hele ww + d of t

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de regel voor de verleden tijd?
A
stam, stam +t, stam +en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
D
ge + hele ww + d of t

Slide 14 - Quizvraag

Lesdoel
de regel van de persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen

Slide 15 - Tekstslide