Klas 1 geslacht van de zelfstandige naamwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

de/het  = der, die of das 

DER gebruik je bij:

DIE gebruik je bij:
-woorden die eindigen op -e en in meervoud en .......................

DAS gebruik je als ..........

DUS.......

DER: bij mannelijke personen en dieren

DIE: bij vrouwelijke personen en dieren, als het woord op een -e eindigt en in het meervoud.

DAS: als je in het Nederlands het voor het woord kunt zetten.

….. Tochter

… Stier

... Mädchen

.... Eltern

der

die

das

Sohn

Papier

Königin

Weihnachtsmann

Konzerte

Stadion

Ich liebe … Pause!

1. die
2. das
3. der

... Lehrer ist cool.

1. das
2. die
3. der

Ich bin .... Heft vergessen.

1. der
2. das
3. die

... Unterhose ist neu.

1. der
2. das
3. die

Mama, wo ist … Katze?

1. der
2. die
3. das

A

B 

C

Alles verstanden?

1. ja
2. een beetje
3. nee

ezelsbruggetjes