Par. 1: Levend, dood, levenloos

Par. 1: Levend, dood, levenloos
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Par. 1: Levend, dood, levenloos

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent de levensverschijnselen
Je weet wat het verschil is tussen levend, dood en levenloos
Je kan voorbeelden noemen bij deze begrippen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is biologie?
Het woord biologie is gevormd uit de Griekse woorden bios (= leven) en logos (= leer of wetenschap). Dus biologie is de leer van het leven.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is leven en wat is levend?
Levende wezens noemen we organismen.
Elk organisme heeft levensverschijnselen en alleen organismen kunnen alle levensverschijnselen vertonen.
De levensverschijnselen maken de onderscheid tussen levend en niet levend.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de levensverschijnselen?
De bekendste levensverschijnselen zijn:
  • stofwisseling (ademhalen, voeden, uitscheiden)
  • bewegen
  • waarnemen
  • voortplanten
  • groeien en ontwikkelen

Slide 5 - Tekstslide

7 levensverschijnselen.

Slide 6 - Tekstslide

Levensverschijnselen bij organismen
Bij dieren zijn de levensverschijnselen meestal duidelijk waar te nemen.
Bij planten of schimmels is het lastiger, maar ze vertonen ook alle levensverschijnselen.

Slide 7 - Tekstslide

Levend - dood - levenloos
Levend: een organisme met levensverschijnselen
Dood: als een organisme geen levensverschijnselen meer toont
Levenloos: iets wat nooit heeft geleefd

Slide 8 - Tekstslide

Wat is levend?
A
Hond, libelle, gemaaid gras
B
Hond, libelle reiger, vissen
C
hond, libelle, drijvende vis, gemaaid gras
D
Hond, libelle, hekwerk, vissen

Slide 9 - Quizvraag


Is dit levend of dood?
A
levend
B
dood

Slide 10 - Quizvraag


Is dit dood of levenloos?
A
dood
B
levenloos

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen levensverschijnsel?
A
Bewegen
B
Slapen
C
Ademhalen
D
Voortplanten

Slide 12 - Quizvraag

Door levensverschijnselen weet je of iets:
A
Leeft
B
Dood is
C
Levenloos is
D
Geboren is

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je dit levensverschijnsel?
A
plassende hond
B
uitscheiden
C
onderscheiden
D
bewegen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen levensverschijnsel?
A
Waarnemen
B
Voortplanten
C
Rusten
D
Uitscheiden

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een levensverschijnsel?
A
Leven
B
Waarnemen
C
Dood gaan
D
Stromend water

Slide 16 - Quizvraag


Hoe noem je dit levensverschijnsel?
A
Ademhalen
B
Voortplanten
C
Groeien
D
Waarnemen

Slide 17 - Quizvraag


Is een houten tafel dood of levenloos?
A
dood
B
levenloos

Slide 18 - Quizvraag

Een organisme is een levend wezen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag


Is het coronavirus levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een levend fossiel?
A
een dier dat sinds zijn ontstaan nauwelijks is veranderd
B
een heel oud dier
C
een modern dier dat erg lijkt op een uitgestorven soort

Slide 21 - Quizvraag

Afsluiting
Dit was paragraaf 1. 
Maak nu de opdrachten 1 t/m 3 in het werkboek.

Slide 22 - Tekstslide