Nederlands: Taalvariatie en taalgebruik_5 mei

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

dialect op de redactie ?
Wat vinden jullie:
mag er meer tussentaal gebruikt worden op de openbare zender, of houden we het bij Standaardnederlands ?
A
tussentaal mag van mij !
B
spreek maar Standaardnederlands !

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jongerentaal ??

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

non-verbale
communicatie ?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

culturele verschillen in gebaren en lichaamstaal...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat betekent dit handgebaar ?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Greta Thunberg
welke laag maakt Greta Thunberg hier zeer zichtbaar ?
A
expressieve
B
zakelijke
C
relationele
D
appellerende

Slide 16 - Quizvraag

starten op
als je iets wil vragen aan een leerkracht, belicht je best welke laag ?
A
expressieve
B
zakelijke
C
relationele
D
appellerende

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

als je van je grootouders iets wil bekomen...
A
zakelijke
B
expressieve
C
apellerende
D
relationele

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een leerkracht zegt tegen een leerling:
"als je wat meer leest, zal dat je taal helpen ontwikkelen"
wat is de zakelijke laag in deze boodschap ?
A
je bent (nog) niet erg sterk in taal
B
ik ben bezorgd om je punten voor dit vak
C
ik wil je bijsturen
D
ik wil dat je meer leest

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een leerkracht zegt tegen een leerling:
"als je wat meer leest, zal dat je taal helpen ontwikkelen"
wat is de appellerende laag in deze boodschap ?
A
je bent (nog) niet erg sterk in taal
B
ik ben bezorgd om je punten voor dit vak
C
ik wil je bijsturen
D
ik wil dat je meer leest

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

gesprek met je baas
gesprek met een klasgenoot
informeel
formeel
zakelijke laag
relationele laag
tussentaal
dialect

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

starten op 1:05 - tot 1:22

Slide 25 - Video

stoppen op 00:32
welke mogelijke inclusieve term zou je kunnen gebruiken om "dames en heren" te vervangen ?
(denk aan de NMBS, radiostations, een groot publiek,...)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

inclusief
exclusief
lerares
vroedvrouw
verpleegkundige
leidinggevende
verloskundige
bazin
geneesheer
leerkracht

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe benoem je iemand met een bleke huidskleur ?
A
blank ?
B
wit ?
C
kaukasisch ?
D
westers ?

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wit is een kleur, net zoals zwart. Aan die kleuren hangt verder geen betekenis vast. 

'Blank' betekent onbevlekt en zuiver. Daardoor roept het woord een positiever gevoel op dan zwart. Zo creëer je met taal een verschil tussen mensen met een witte en een zwarte huidskleur. 

Het woord 'Kaukasisch' stamt uit de 18de en 19de eeuw, toen verschillende indelingen van de menselijke wereldbvolking bedacht werden. Eén van die groepen waren de Europese of Kaukasische mensen. Deze term kreeg een negatieve bijklank in de tijd van Hitler. Nu wordt het woord 'Caucasian' vooral nog in de VS gebruikt, bijvoorbeeld op invulformulieren van de overheid. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk(e) woord/beschrijving verkies je voor iemand die afkomstig is uit het buitenland of ouders heeft die afkomstig zijn uit het buitenland?
A
allochtoon
B
migrant
C
nieuwkomer
D
persoon met een migratieachtergrond

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op dit moment wordt de voorkeur gegeven aan de benaming 'mensen met een migratieachtergrond': dat is een breed begrip dat de hele groep mensen omvat: ouders of grootouders die gemigreerd zijn, mensen die gevlucht zijn uit hun land, inwoners uit buurlanden die hier zijn komen wonen ...

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk(e) woord/beschrijving verkies je voor iemand die een beperking of handicap heeft?
A
gehandicapte
B
mindervalide
C
andersvalide
D
persoon met een handicap

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De voorkeur gaat uit naar 'mensen of personen met een handicap of beperking'. De hoofdreden is dat je zo benadrukt dat zij ook gewoon mensen zijn. De keuze tussen het woord handicap of beperking is heel situatiegebonden. Sommige mensen en instanties gebruiken liever het woord handicap dan beperking. Een achterliggende gedachte is dat iedereen eigenlijk beperkingen heeft en dat de benaming daardoor niet klopt. 

De woorden 'mindervalide' en 'andersvalide' stammen uit de jaren 1980 en hebben een negatieve connotatie: mensen zullen zich minderwaardig of anders voelen, terwijl dat niet nodig is. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exclusie door taalgebruik kan ook subtieler gebeuren, zoals bijvoorbeeld hier:
"een vloedgolf aan vluchtelingen"
"de vluchtelingencrisis"
hoe heet deze beeldspraak ?
A
woordspeling
B
metaforen
C
rijm
D
vergelijking

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht: IN DE KLAS Taalvariatie en taalgebruik

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

we dienen ons steeds bewust blijven van:
onze taalvariëteit,
welke laag we belichten,
welke non-verbale communicatie we toepassen,
welke metaforen we (onbewust) gebruiken of overnemen...
want we zeggen zoveel meer, dan enkel met woorden...


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies