Unit 2: herhaling grammatica 2

Good morning, Br7!
Today:
Herhaling grammatica 2.4 - 2.7
  • Plural forms
  • Have got: hebben
  • Ordinal numbers
Wrapping up unit 2
Test U2 is in one week today!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good morning, Br7!
Today:
Herhaling grammatica 2.4 - 2.7
  • Plural forms
  • Have got: hebben
  • Ordinal numbers
Wrapping up unit 2
Test U2 is in one week today!

Slide 1 - Tekstslide

De meeste meervouden in het Engels eindigen op een _____?

Slide 2 - Open vraag

Write down the plurals of these words:
lady, scarf, phone, watch

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn de spellingregels voor regelmatige zelfstandig naamwoorden?

Slide 4 - Tekstslide

Spellingsregels
  • De meeste meervouden eindigen op een -s
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een s-klank (-sh, -ch, -x, -s, -zz): +es. E.g. watch - watches
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een medeklinker en een y: y wordt i + es. E.g. lady - ladies
  • Een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een f of fe: + ves. E.g. scarf - scarves

Slide 5 - Tekstslide

Write down the plurals of these words:
tooth, child, sheep, woman

Slide 6 - Open vraag

Hoe zit het dan met onregelmatige zelfstandig naamwoorden?
Onregelmatig houdt in dat iets afwijkt van de regel. In dit geval volgen de zelfstandig naamwoorden dus niet de spellingsregels die hiervoor genoemd zijn. Onregelmatige zn's hebben een eigen vorm en moet je dus leren!

E.g. tooth - teeth, foot - feet, goose - geese, man - men, woman - women, child - children, mouse - mice. 

Slide 7 - Tekstslide

A final note on plural nouns
In het Engels krijgen meervouden NOOIT 's (apostrof s)

Slide 8 - Tekstslide

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
Stella ___________ four sisters.

Slide 9 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
These drinks are too expensive. I ___ enough money.

Slide 10 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
____ they ____ a dog and a cat?

Slide 11 - Open vraag

Complete the sentence. Use has got – hasn’t got – have got – haven’t got.
Tim _______ an Iphone, has he?

Slide 12 - Open vraag

Hebben: have got
Bevestigende zinnen en vragen
I / you / we / they = have got                
She / he / it = has got

Ontkennende zinnen
I / you / we / they = haven't got / have not got
She / he / it = hasn't got / has not got

Slide 13 - Tekstslide

Which ordinal number is spelled incorrectly?
A
thirtieth
B
second
C
twenty-first
D
nineth

Slide 14 - Quizvraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
40th

Slide 15 - Open vraag

How would you abbreviate the ordinal number the fifty-third?
A
35th
B
53th
C
53rd
D
53st

Slide 16 - Quizvraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
22nd

Slide 17 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
1st

Slide 18 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
12th

Slide 19 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
39th

Slide 20 - Open vraag

Write down the ordinal number in full. (Pay attention to spelling)
5th

Slide 21 - Open vraag

Please tell me when it's your birthday. Use the correct notation and pay attention to spelling.

Slide 22 - Open vraag

Time to do some work!
Do self-test H and catch up grammar assignments 1-6

You can work in your workbook OR in the online eDition. In case you're working in your workbook, you have to hand in pictures in the Classroom again :)

You cannot leave the Meet until I've checked your work.

Slide 23 - Tekstslide