Leg de 5 S-en uit en geef voorbeelden van hoe deze kunnen worden toegepast in een productiekeuken.
Lage luchtvochtigheid
Bij lage luchtvochtigheid drogen vleesproducten uit, waardoor ze minder lang houdbaar zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Leg uit waarom lage luchtvochtigheid een probleem kan zijn voor de houdbaarheid van vleesproducten.
Controle vriezer
Controleer regelmatig de temperatuur van de vriezer om te zorgen dat producten goed worden bewaard.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit waarom het belangrijk is om de temperatuur van de vriezer te controleren en hoe dit kan worden gedaan.
Controle koeling
Controleer regelmatig de temperatuur van de koeling om te zorgen dat producten goed worden bewaard.
Slide 11 - Tekstslide
Leg uit waarom het belangrijk is om de temperatuur van de koeling te controleren en hoe dit kan worden gedaan.
Recall
Recall is het terughalen van producten uit de winkels als er een probleem is met de voedselveiligheid.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit wat recall inhoudt en waarom het belangrijk is voor voedselveiligheid.
Micro-organismen invriezen
Micro-organismen gaan niet dood bij invriezen, maar worden wel inactief. Ze kunnen weer actief worden als het product ontdooit.
Slide 13 - Tekstslide
Leg uit wat er gebeurt met micro-organismen bij invriezen en waarom dit belangrijk is voor voedselveiligheid.
Micro-organismen 70 graden
Micro-organismen gaan dood bij 70 graden.
Slide 14 - Tekstslide
Leg uit waarom 70 graden een belangrijke temperatuur is voor het doden van micro-organismen.
Micro-organismen koeling
Micro-organismen groeien langzamer in de koeling, maar gaan niet dood.
Slide 15 - Tekstslide
Leg uit waarom de koeling niet genoeg is om micro-organismen te doden.
Pasteuriseren
Pasteuriseren is het verhitten van melk tot 72 graden gedurende 15 seconden om schadelijke bacteriën te doden.
Slide 16 - Tekstslide
Leg uit wat pasteuriseren inhoudt en waarom het belangrijk is voor voedselveiligheid.
Steriliseren
Steriliseren is het verhitten van melk tot 130 graden gedurende 2 seconden om alle bacteriën te doden.
Slide 17 - Tekstslide
Leg uit wat steriliseren inhoudt en wanneer het wordt gebruikt.
Traceerbaarheid
Traceerbaarheid van producten betekent dat je kunt achterhalen waar een product vandaan komt en waar het naartoe is gegaan.
Slide 18 - Tekstslide
Leg uit waarom traceerbaarheid belangrijk is voor voedselveiligheid.
Teveel voorraad
Teveel voorraad kan leiden tot onnodige kosten doordat producten over de datum raken en weggegooid moeten worden.
Slide 19 - Tekstslide
Leg uit waarom teveel voorraad een probleem kan zijn voor voedselveiligheid.
Standaardiseren
Standaardiseren betekent dat processen op een gestandaardiseerde manier worden uitgevoerd om fouten te voorkomen.
Slide 20 - Tekstslide
Leg uit waarom standaardiseren belangrijk is voor voedselveiligheid.
Conserveren
Conserveren is het verlengen van de houdbaarheid van producten door middel van technieken zoals verhitten, drogen of inleggen in zuur.
Slide 21 - Tekstslide
Leg uit wat conserveren inhoudt en waarom het belangrijk is voor voedselveiligheid.
Manieren van conserveren
- Verhitten - Drogen - Inleggen in zuur
Slide 22 - Tekstslide
Geef voorbeelden van verschillende manieren van conserveren en wanneer deze worden gebruikt.
Fire-up schema
Een fire-up schema is een schema dat aangeeft in welke volgorde apparatuur moet worden aangezet bij het opstarten van de keuken.
Slide 23 - Tekstslide
Leg uit waarom een fire-up schema belangrijk is voor voedselveiligheid.
Werkinstructie
Een werkinstructie geeft aan hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat deze op een veilige en hygiënische manier wordt uitgevoerd.
Slide 24 - Tekstslide
Leg uit waarom werkinstructies belangrijk zijn voor voedselveiligheid.
Verhouding water - siroop
De verhouding water - siroop bij de postmixmachine is 1:5.
Slide 25 - Tekstslide
Leg uit waarom de verhouding water - siroop belangrijk is voor voedselveiligheid en waarom deze verhouding wordt gebruikt.
Kleur snijplanken
In een productiekeuken worden verschillende kleuren snijplanken gebruikt om kruisbesmetting te voorkomen.
Slide 26 - Tekstslide
Leg uit waarom verschillende kleuren snijplanken worden gebruikt en welke kleur voor welk product wordt gebruikt.
Vragen
Zijn er nog vragen?
Slide 27 - Tekstslide
Geef de studenten de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 28 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 29 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 30 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.