Evolutie opfrisles

Evolutie opfrisles
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Evolutie opfrisles

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Oefenen voor de toets.
Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding in de evolutie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen hebben een celwand?
A
plantaardige cellen
B
plantaardige en dierlijke cellen
C
plantaardige cellen, schimmels en bacteriën
D
alle cellen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin verschilt een schimmelcel van een plantencel
A
De celwand
B
De bladgroenkorrels
C
De ribosomen
D
De mitochondrium

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dierlijke cel
Prokaryoot
Eukaryoot
Meercellig
Eencellig
Celkern
Celwand
Autotroof
Heterotroof

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe delen wij het leven in?
A
2 Domeinen: Prokaryoten en Eukaryoten
B
3 Domeinen: Bacteriën, Archaea en Eukaryoten
C
4 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten en Schimmels
D
5 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten, Schimmels en Virussen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van de levende natuur
De levende natuur wordt ingedeeld aan de hand van verschillende kenmerken
  • Celwand
  • Celkern
  • Bladgroenkorrels
  • Voedingswijze
  • Moleculaire eigenschappen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen

Let op: 
  • aanwezigheid organellen,
(prokaryoot vs eukaryoot)
  • celwand 
(wel/geen, opgebouwd uit)
  • plastiden 
(chloro-, chromo-, myloplast)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van prokaryoot naar eukaryoot:

endosymbiosetheorie (BINAS 94C)


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van de levende natuur
Indeling groepen organismen op basis van moleculaire eigenschappen
  • bouw van membranen
  • eiwitten
  • erfelijk materiaal (DNA)

deze criteria zijn steeds vaker doorslaggevend

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binaire naamgeving
Geslachtsnaam soortaanduiding
Bv Turdus              merula

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binaire naamgeving
Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
  • Geslachtsnaam en soortaanduiding
  • Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
  • Soortaanduiding is achterop, met kleine letter. -------------------->

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toevoeging op de wetenschappelijke naamgeving
Homo sapiens sapiens
Homo sapiens neanderthalis

De regels:
  • Geslachtsnaam krijgt hoofdletter
  • Geslachtsnaam eerst
  • Soortnaam geen hoofdletter
  • derde woord: ondersoort. 

2 ondersoorten behoren wel tot dezelfde soort!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën, virussen en schimmels

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste verschil tussen een prokaryotische cel en een eukaryotische cel?
A
Celwand
B
Celkern
C
Voortplanting
D
Grootte

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke celorganellen zijn uitsluitend aanwezig in eukaryotische cellen?
A
Ribosomen
B
Cytoplasma
C
Mitochondriën
D
Celmembranen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over virussen is correct?
A
Eigen stofwisseling
B
Hebben celkern
C
Gastheer nodig voor reproductie
D
Alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met genetische modificatie?
A
Natuurlijke selectie van eigenschappen
B
Het kruisen van verschillende soorten
C
Aanpassing van het DNA van een organisme
D
Veranderen van omgevingsfactoren

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe planten de meeste bacteriën zich voort?
A
Sporenvorming
B
Meiose
C
Deling
D
Seksuele voortplanting

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het organisme dat Alexander Fleming gebruikte om antibiotica te ontdekken?
A
E. coli
B
S. aureus
C
Saccharomyces cerevisiae
D
Penicillium

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De evolutietheorie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke afbeelding geeft de evolutietheorie weer? A of B?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij natuurlijke selectie past een organisme zich aan aan de omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de geschiedenis van de aarde zijn er regelmatig klimaatsveranderingen geweest. Hierdoor veranderde de mate van invloed van abiotsche factoren op populaties. Sommige individuen hadden, door toeval, een hogere fitness. Na veel generaties ontstonden dan nieuwe soorten.

Welke factor mist nog in het bovenstaande verhaal?
A
Genetische variatie (verscheidenheid in genotypen)
B
Natuurlijke selectie (survival of the fittest)
C
Soortvorming door reproductieve isolatie
D
Natuurlijke selectie (de sterkste overleefd)

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reproductieve isolatie

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortvorming komt tot stand door ...
B
A
Isolatie, mutaties en natuurlijke selectie
B
Isolatie, natuurlijke selectie en verschillen in de omstandigheden
C
Isolatie, mutaties en verschillen in de omstandigheden
D
Isolatie, verschillen in de omstandigheden, mutaties en natuurlijke selectie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De berkenspanner is een vlinder waarvan een lichtgrijze en een zwarte variant voorkomt. In Engeland was rond 1850 slechts 1% van de vlinders zwart. In 1900 bleek echter 99% zwart te zijn, hetgeen verklaard werd doordat de lichte exemplaren sterk opvielen op de door roet zwart geworden boomstammen en daardoor een opvallende prooi vormden. Welke van de onderstaande termen omschrijft deze verschuiving in de kleurverhoudingen het beste?
A
adaptatie
B
evolutie
C
genetische isolatie
D
natuurlijke selectie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is natuurlijke selectie?
A
De best aangepaste diersoort zal overleven en nakomelingen krijgen.
B
De geleidelijke ontwikkeling van diersoorten op aarde.
C
Het reconstrueren van organismen aan de hand van fossiele resten.
D
Het onderzoek naar de overeenkomsten in erfelijke eigenschappen.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eerste stap van evolutie is het bestaan van………………….?
A
Natuurlijke selectie
B
Reproductieve isolatie
C
Prokaryoten
D
Genetische variatie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde van evolutie?
A
Natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen, genetische variatie
D
Genetische variatie, overerving goede eigenschappen, natuurlijke selectie

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie in populaties

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homologe organen
overeenkomstige vorm door verwantschap, de functie kan verschillen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit zijn analoge organen. Organen die niet zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm, maar door aanpassingen aan het milieu wel een vergelijkbare functie hebben.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rudimentaire organen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstaat genetische variatie?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de selectiedruk in het ontstaan van een lange nek bij een giraffe.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van genenpool
A
Verzameling van alle allelen in een populatie
B
alle allelen van één individu
C
een ander woord voor genetische variatie
D
Allele allelen van een soort

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gele toekan vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes die dezelfde kleur hebben als zijzelf. De genenpool zal veranderen vanwege ...
A
Genetic drift
B
Seksuele selectie
C
Kunstmatige selectie
D
Gene flow

Slide 41 - Quizvraag

Genetische drift is de verandering in frequentie van een bestaande genvariant in de populatie als gevolg van willekeurige kans . Genetische drift kan ervoor zorgen dat genvarianten volledig verdwijnen en daardoor de genetische variatie verminderen.
Hoe groter de genenpool hoe groter de genetische variatie
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van allelfrequentie
A
Hoe vaak een allel voorkomt bij een soort
B
Hoe vaak een allel wordt doorgegeven aan de volgende generatie
C
Hoe vaak een allel voorkomt in de populatie
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met de allelfrequentie van een gemuteerd allel dat dominant is?
A
neemt af
B
blijft gelijk
C
kun je niet zeggen
D
neemt toe

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is ONJUIST?
De allelfrequentie of genfrequentie kan veranderen door
A
gelijke overlevingskansen
B
genetic drift
C
selectiedruk
D
mutaties

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek naar evolutie

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de voorpoot van een krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen? Leg uit

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlieg homologe of analoge organen? Leg uit

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe het vergelijken van anatomie
een bewijs kan zijn voor... 1) het bestaan van verwantschap, 2) evolutie.

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zijn gibbons en orang-oetans meer of minder verwant aan elkaar dan gibbons en chimpansees? Leg uit.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn Fossielen?
A
Verkalkte dieren
B
Versteende overblijfselen van organismen
C
Mijn opa en oma.
D
Leven de wezens die heel oud zijn geworden.

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies