Verslaving

Verslaving
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verslaving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen:
De student:
- kan aangeven welke 3 groepen verslavingen  er zijn en wat een verslaving inhoudt
- is bereid om over het thema verslaving na te denken
- kan in DSM V criteria van een verslaving opzoeken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Redenen om middelen te gebruiken:
hedonisch: feel good
symbolisch: religieus
medisch: pijnstilling
functioneel: sociaal, militair, cognitief, sport

Slide 4 - Video

 De laatste 25 jaar wordt
verslaving – binnen de psychiatrie, maar ook daarbuiten
vooral gezien als een hersenziekte waarin biologische
kwetsbaarheid en persistente veranderingen van het brein
door herhaaldelijk middelengebruik centraal staan.
Welke verslavingen ken je?

Slide 5 - Woordweb

middelen als alcohol of drugs
medicijnen bijv pijnstillers/ angstdempers
gedragsverandering bijv gamen of gokken
Welke ervaring heb jij met verslaving?
Zoek een maatje en maak 2 of 3-tallen.
Deel je ervaringen met verslaving als roken, gamen, alcohol en drugs.......

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Bij het ontstaan van verslaving zijn verschillende delen van de hersenen betrokken:
Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
De nieuwe hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.

Het beloningscentrum
Het beloningscentrum in de hersenen zorgt ervoor dat bepaalde gedragingen met een prettig gevoel beloond worden. Dit zijn vooral gedragingen die voor het voortbestaan van de soort van belang zijn zoals eten en seksuele activiteit. Het beloningscentrum zit in de middenhersenen. De middenhersenen zijn ook betrokken bij instincten, verlangens, dorst, hongergevoel en emoties als woede en angst.
Alcohol en drugs zijn in staat om het beloningscentrum op een zeer krachtige manier te prikkelen. Om die reden ga je je na gebruik van drugs lekker voelen.
Dopamine
Het beloningscentrum wordt geprikkeld door een bepaald stofje in de hersenen. Dit stofje heet dopamine. De meeste drugs zorgen ervoor dat dopamine op een directe of op een indirecte manier afgegeven wordt. De afgegeven dopamine wordt opgevangen door zogenaamde dopamine receptoren.
Genen
Nu kan een bepaald gen ervoor zorgen dat er minder dopaminereceptoren zijn. Het beloningscentrum functioneert dan minder goed waardoor iemand minder goed in staat is te genieten. Bij een minder goed functionerend beloningscentrum zal het gebruik van drugs bij de betrokken persoon een zeer krachtige en positieve ervaring opleveren. Hierdoor zijn zij vatbaarder voor verslaving. Deze genetische structuur is erfelijk bepaald.
Afname receptoren door frequent gebruik
Maar er is nog iets. Door frequent gebruik van drugs neemt het aantal dopaminereceptoren af. Hierdoor zal meer gebruikt moeten worden om het oorspronkelijke effect nog te kunnen voelen. Zo kan langdurig gebruik blijvende veranderingen in het brein veroorzaken.
Er zijn dus twee redenen waarom verslaafden minder dopaminereceptoren hebben:
Genetisch bepaald;
het voortdurende gebruik.

Cortex (licht paars); beloningscentrum (nucleus accumbens; links onder groen); middenhersenen (boven de kleine hersenen)
Fasen van verslaving
Fase 1: experimenteerfase. Meestal begint het, vaak op jonge leeftijd met experimenteel gebruik: uit nieuwsgierigheid probeert men een bepaald middel uit. ...
Fase 2: fase van sociaal of geïntegreerd gebruik. ...
Fase 3: fase van overmatig en schadelijk gebruik. ...
Fase 4: de verslavingsfase (saillantie)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria van verslaving
Verslaving wordt vastgesteld aan de hand van 11 criteria van de zogenaamde DSM-V*
DSM spreekt niet van alcoholisme of verslaving maar van “stoornissen in het gebruik van middelen”.
  
door gebruik van verschillende middelen zoals alcohol, cannabis, opiaten of stimulerende
middelen.

Slide 10 - Tekstslide

Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
Meerdere mislukte pogingen gedaan om te minderen of te stoppen.
Veel tijd nodig hebben voor het gebruik en herstel.
Sterk verlangen voelen om te gebruiken.
Door gebruik tekortschieten op werk, tijdens studie of thuis.
Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak.
Hobby’s, sociale activiteiten of werk opgeven door gebruik.
Voortdurend gebruiken, zelfs als iemand daardoor in gevaar komt.
Voortdurend gebruiken, ondanks dat iemand weet dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert.
Wanneer is er in DSM 5 sprake van een gematigde stoornis? Zoek op.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

In Nederland heeft 41% van de mensen met een ernstige psychische aandoening ook last van een verslaving: we spreken dan van een dubbele diagnose. Verslavingsproblemen komen vaak voor in combinatie met schizofrenie, ontwikkelingsstoornissen (ADHD, ASS), affectieve stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen.

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken van verslaving heb je in dit filmpje gezien?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verdieping
Wil je een verdere verdieping?
Dan vind je hieronder nog verrijkings materiaal.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies