Les 3 Zanddeeg spel

Les 3 Zanddeeg 
Actie!

We spelen een spel aan de hand van verschillende open en meerkeuze vragen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Zanddeeg 
Actie!

We spelen een spel aan de hand van verschillende open en meerkeuze vragen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door de verhouding van grondstoffen te veranderen, maak je verschillende soorten boterdeeg. 
Juist of onjuist

Slide 2 - Tekstslide

Juist
Welke 3 grondstoffen zitten altijd in boterdeeg?  

Slide 3 - Tekstslide

Bloem, boter, suiker
Wat neutraliseert een sodarestsmaak?
  1. suiker
  2. bloem
  3. zuur
  4. zout  

Slide 4 - Tekstslide

Zuur, Sommige rijsmiddelen kunnen een vieze, zeepachtige smaak achterlaten. Dit wordt verzepen of een sodarestsmaak genoemd.
Gemengd bakpoeder wordt ook wel samengesteld bakpoeder genoemd. Het bestaat vaak uit koolzuur, een chemisch zuur en zetmeel. Het is bij gemengd bakpoeder dus niet nodig om extra zuur toe te voegen aan je recept om verzepen te voorkomen.
Welke soort boterdeeg is uitrolbaar?
  1. wrijfdeeg
  2. roerdeeg
  3. zetdeeg 

Slide 5 - Tekstslide

Zetdeeg
Wat zijn voorbeelden van zetdeegproducten?

Slide 6 - Tekstslide

Goudse moppen, gevulde koeken, pindakoeken, speculaasbrokken
Hoe conditioneer je de boter voor een zetdeeg?

Slide 7 - Tekstslide

Je gebruikt nooit gesmolten boter bij een zetdeeg. Door de boter te smelten verandert namelijk de structuur van de boter en daarmee ook de structuur van je deeg en het eindproduct. Je verwerkt de boter het liefst op kamertemperatuur. Te koude boter is ook niet goed: de boter is dan moeilijk door het deeg te verdelen.  
Als je zetdeeg in een machine verwerkt, gebruik je een deeghaak.
Juist of onjuist

Slide 8 - Tekstslide

Juist
Het bekleden van een vorm met een laagje zetdeeg heet?
  1. printen
  2. uitrollen
  3. fonceren
  4. bespuiten 

Slide 9 - Tekstslide

3. Fonceren
Waaraan herken je wrijfdeeg?

Slide 10 - Tekstslide

De belangrijkste eigenschap van een wrijfdeeg ten opzichte van de andere soorten boterdeeg is dat het luchtig is. Dit komt omdat je de grondstoffen luchtig ‘wrijft’. Een wrijfdeeg moet slap genoeg zijn om het te kunnen opspuiten. Tegelijkertijd moet het stevig genoeg zijn om vorm te behouden en niet te veel uit te drijven tijdens het bakken. In vergelijking met een zetdeeg bevat een wrijfdeeg dan ook iets meer boter en vocht, maar minder suiker.
Een wrijfdeeg bevat meer boter en vocht en minder suiker dan een zetdeeg.
Juist of onjuist

Slide 11 - Tekstslide

Juist
Hoe verwerk je de boter bij het maken van wrijfdeeg?

Slide 12 - Tekstslide

Ook bij dit boterdeeg wordt de werkwijze getypeerd door de manier waarop de boter wordt verwerkt. Je wrijft de boter namelijk luchtig. Dit kan met de hand, maar ook met de machine.
Voor het maken van wrijfdeeg in een machine gebruik je een vlinder
Juist of onjuist

Slide 13 - Tekstslide

Juist
Wrijfdegen zullen tijdens het bakken veel uitdrijven.
Juist of onjuist

Slide 14 - Tekstslide

onjuist, ze bakken juist de hoogte in doordat er tijdens de bereiding veel lucht  is ingebracht.
Wat betekent het prepareren van bakplaten?

Slide 15 - Tekstslide

Bakplaten moeten goed schoon zijn en worden ingevet voor je het deeg gaat verdelen. Deze voorbereiding wordt ook wel prepareren genoemd.  
Tijdens het bereiden van boterdeeg ontstaat een vetfilm. Wat is een vetfilm?
  1. Vet mondgevoel
  2. gesmolten boter om de andere grondstoffen
  3. een glanzend laagje vet op de producten 

Slide 16 - Tekstslide

Een product is bros, wanneer het product hard, luchtig en makkelijk breekbaar is. Door de boter warmer of kouder te verwerken, kun je de brosheid beïnvloeden. Dit zie je terug bij de verschillende soorten boterdeeg en bereidingswijze. Een product wordt bros, doordat de boter smelt tijdens het bakken en zorgt voor een laagje om de andere grondstoffen. Dit wordt een vetfilm genoemd. De lucht kan daardoor niet direct weg en er ontstaan allemaal kleine luchtbelletjes en een lossere structuur. Hierdoor wordt het eindproduct dus hard, luchtig en makkelijker breekbaar.
Voorbeelden van een wrijfdeeg zijn koggetjes en kletskoppen.
Juist of onjuist

Slide 17 - Tekstslide

Onjuist, dit zijn voorbeelden van een roerdeeg
Welke soort boterdeeg is uitrolbaar?

Slide 18 - Tekstslide

Kruimeldeeg/zetdeeg
Hoe lichter de boter-suiker massa, hoe luchtiger het wrijfdeeg.
Juist of onjuist

Slide 19 - Tekstslide

Juist
Hoe zorg je dat opgespoten koekjes gelijktijdig gaar zijn?

Slide 20 - Tekstslide

Allen evengroot opspuiten
Waaraan herken je eindproducten van roerdeeg?

Slide 21 - Tekstslide

dun uitgevloeid lichtbruin aan binnenkant en krokant
Bij het maken van roerdeeg gebruik je hele zachte boter.
Juist of onjuist

Slide 22 - Tekstslide

juist
Als je het roerdeeg klaar hebt, laat je het opstijven.
Juist of onjuist

Slide 23 - Tekstslide

onjuist
Wie heeft er gewonnen??
Nog meer actie:
Maak les 3 Zanddeeg.
Maak toets Zanddeeg.

Slide 24 - Tekstslide

onjuist