4TL 10.1 Man en vrouw les 1

Hoofdstuk 10 Voortplanting 
10.1 Man en vrouw les 1
10.2 Zwanger en bevallen
10.3 Opgroeien
10.4 Voortplanting met bloemen
10.5 Voortplanting zonder bloemen

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10 Voortplanting 
10.1 Man en vrouw les 1
10.2 Zwanger en bevallen
10.3 Opgroeien
10.4 Voortplanting met bloemen
10.5 Voortplanting zonder bloemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 10.1 Man en vrouw

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de geslachtskenmerken van jongens en meisjes in verschillende levensfasen beschrijven
  2. Je kunt de bouw en werking van de geslachtsorganen van een man beschrijven
  3. Je kunt de bouw en werking van de geslachtsorganen van een vrouw beschrijven
  4. Je kunt uitleggen op welke manier je een zwangerschap kunt voorkomen.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de voortplantingsorganen?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geslachtskenmerken?
  • Primaire geslachtskenmerken heb je vanaf je geboorte
  • Secundaire geslachtskenmerken ontwikkel je vanaf de puberteit

Je wordt vruchtbaar in de puberteit 
jongen - start productie zaadcellen
meisje - ongesteld  (eicel rijpen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werken de geslachtsorganen van een man?
De zaadballen produceren vanaf de puberteit zaadcellen.
Opgeslagen in de bijballen.

50-70 miljoen zaadcellen per dag

Slide 8 - Tekstslide

onderdelen bespreken, wat is het/ hoe werkt het
Variatie bij de man

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zaadlozing
  1. Spiertjes bijballen trekken samen, persen zaadcellen de zaadleiders in
  2. Zaadblaasjes en prostaat trekken samen, voegen zaadvocht toe (zaadvocht + zaadcellen = sperma)
  3. Via de urinebuis verlaat sperma het lichaam

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wist je dat?
  • De zwellichamen zich vullen met bloed waardoor de penis in erectie komt?
  • De prostaat de urinebuis bij de blaas dichtknijpt zodat een man nooit tegelijk kan plassen en klaarkomen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van onderdeel 1?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke secundaire geslachtskenmerken hebben zowel mannen als vrouwen?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Lezen blz 12 en 20
Maken: opdracht 1 t/m 26




De volgende les

10.1 man en vrouw les 2
De vrouw
Voorbehoedsmiddelen



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

leerlingen kunnen hier een oefening maken over het mannelijk geslachtsorgaan
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
zaadbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zaadcellen worden gemaakt in de                        .
Spiertjes in de                   trekken samen en persen de zaadcellen de                         in.
De                           en de prostaat voegen                       toe aan de zaadcellen.
Bij de                  komt het                 in de                     . 
zaadballen
bijballen
zaadleiders
zaadblaasjes
zaadvocht
sperma
urinebuis
prostaat

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

leerlingen kunnen hier oefenen
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
schaamlip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
schaamlip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de                        zitten de onrijpe                 in de                 .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een                   plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de                .
De eileider vervoert de            naar de                           . 
Tijdens de                         wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de woorden bij de juiste onderdelen.
zaadcel
celkern
kop
staart
eicel

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Coïtus interuptus betekent...
A
dat de man zich terugtrekt vlak nadat hij is klaargekomen
B
dat de man zich terugtrekt voordat hij klaarkomt
C
de vrouw goed aangeeft wanneer zij er klaar voor is
D
dat de vrouw aangeeft wanneer de man zich moet terugtrekken

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee weken na de eerste dag van de menstruatie is de vrouw meestal vruchtbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je de pil slikt kun je niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil slikt kun je zwanger worden
B
klopt, ook als je hem af en toe vergeet
C
klopt, mits je hem goed gebruikt

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is maar één anticonceptiemiddel dat tegen zwangerschap én soa's bescherming biedt en dat is
A
het pessarium
B
het condoom
C
de prikpil
D
geheel onthouding

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je geslachtsgemeenschap hebt tijdens de menstruatie van de vrouw, kan zij niet zwanger worden
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van onderdeel 4?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies