Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lesdoel:H3 voorbereiden en herhalen van Taalverzorging 1

Jullie weten wat de persoonsvorm en het onderwerp met elkaar te maken hebben.

Onderwerp en persoonsvorm staan altijd of beide in het enkelvoud of beide in het meervoud.

1. waar
2. niet waar

Is de volgende zin goed?
De lammetjes van boer Henk zijn erg schattig

1. Ja
2. Nee

Is de volgende zin goed?
In Parijs spreekt de mensen vooral Frans.

1. Ja
2. Nee

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

In de garage staat oude rommel.

1. enkelvoud
2. meervoud

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Fuad bakt vaak zelf een pizza.

1. enkelvoud
2. meervoud

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Wij gaan dit weekend eten bij de buren.

1. enkelvoud
2. meervoud

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Thijs en Lucas fietsen samen naar school.

1. enkelvoud
2. meervoud

Als het onderwerp meervoud is, dan moet de persoonsvorm .......

1. ook meervoud zijn.
2. enkelvoud zijn.

Klopt de volgende zin?
De kudde koeien staan in het grote weiland.

1. Ja
2. Nee

Klopt de volgende zin?
De zwerm kraaien zorgt voor veel overlast.

1. Ja
2. Nee

Vul in (blussen): De brandweer........ de brand

(vinden) Niet iedereen .... slippers met sokken modieus.