6.2 Past Simple of Present Perfect


Past Simple vs Present Perfect
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Past Simple vs Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Present Perfect?
A
Zeggen dat iets NET afgelopen is
B
Iets is gebeurd maar je weet niet wanneer
C
Iets is eerder begonnen en gaat nu nog door
D
iets is al helemaal afgelopen

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I am playing football
B
I was playing football
C
I played football
D
I have played football

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin staat in de Past Simple?
A
I have bought a dog
B
I bought a dog
C
I was buying a dog
D
I buyed a dog

Slide 4 - Quizvraag

Past Simple
* iets is afgelopen + je weet wanneer het was
+ = ww+ed / 2e vorm
I walked (walk) / I bought (buy)
- = did not (didn't) + ww
I didn't walk / I didn't buy
? = did + ond. + ww
Did I walk? / Did I buy?


  • The man (to play) piano.
  • The man played piano.
  • She (to swim) in the sea.
  • She swam in the sea.
  • He sold his tickets. (-)
  • He didn't sell his tickets.
  • We played all night. (?)
  • Did we play all night?

Slide 5 - Tekstslide

Present Perfect
*In verleden begonnen en gaat nog door
*Net afgelopen / je merkt de resultaten nu
* Geen tijdsindicatie
*Ervaringen
+ = have/has + 3e vorm of ww+ed
I have washed the clothes
- = hasn't/haven't + 3e vorm of ww+ed
You haven't done your homework
? = have/has + ond. + 3e vorm of ww+ed
Have you watched the game?

For Yet Never Ever Just Already Since
  • I (to have) breakfast.
  • I have had breakfast
  • They (to play) piano.
  • They have played piano.
  • She (not to walk) in the rain.
  • She hasn't walked in the rain
  • (we / to eat) food?
  • Have we eaten food?

Slide 6 - Tekstslide

Past simple vs Present Perfect
Past simple: afgelopen en je weet wanneer.
yesterday, last week, a month ago, in 1990, etc...

Present perfect: net afgelopen, eerder begonnen en nu nog relevant
Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, lately
Ezelsbrug = FYNE JAS

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Vervoeg het werkwoord naar de Past Simple of Present Perfect

Typ alleen de zaken die tussen haakjes staan in de juiste vorm/plaats

Slide 8 - Tekstslide

(you - to do) your homework yet?

Slide 9 - Open vraag

She (to do) her homework yesterday.

Slide 10 - Open vraag

He (not- to go) to France since he was 12.

Slide 11 - Open vraag

(you - to play) a match last weekend?

Slide 12 - Open vraag

Jay (to break) his leg, now he cannot walk.

Slide 13 - Open vraag

I (not - to eat) a pizza last night.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Link

They (to be) home last night

Slide 16 - Open vraag

He (live) here since 1990.

Slide 17 - Open vraag

(you / do) your homework yet?

Slide 18 - Open vraag

The dog (to bite) the man yesterday.

Slide 19 - Open vraag

He (to break) his legs so now he cannot walk.

Slide 20 - Open vraag

I (just / to finish) building this car.

Slide 21 - Open vraag

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 22 - Open vraag

We (never / to go) to Spain

Slide 23 - Open vraag

We (to have) a dog last Christmas.

Slide 24 - Open vraag

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 25 - Open vraag

Keuze
Wil je extra oefenen? Maak de oranje oefeningen/websites
Wil je meer uitdaging? Maak de groene oefeningen/websites

Let op: je MOET een keuze maken

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

When something is finished and you know when
A
You use the past simple
B
You use the present perfect

Slide 31 - Quizvraag

When something just finished
A
You use the present perfect
B
You use the past simple

Slide 32 - Quizvraag

When something happened in the past and is now still going on
A
You use the past simple
B
You use the present perfect

Slide 33 - Quizvraag

When you talk about experiences
A
You use the present perfect
B
You use the past simple

Slide 34 - Quizvraag

The past simple is made with:
A
verb + ed
B
2nd form
C
have/has
D
3rd form

Slide 35 - Quizvraag